A3: Luisteren en aantekeningen maken

1 / 30
next
Slide 1: Link
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Link

Heb je al een afspraak gemaakt om iemand te interviewen?
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quiz

Heb je het interview al afgenomen?
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quiz

Lees blz. 328
Maak opdracht 1 t/m 4 (blz. 329)
timer
1:00

Slide 4 - Slide

Opdracht 1
Welke (drie) manieren zijn toegepast om van de lopende tekst overzichtelijke aantekeningen te maken? 

Slide 5 - Slide

Opdracht 1
Bijvoorbeeld: gebruik van kopjes, gebruik van opsommingen en nummers, gebruik van pijltjes,
markeringen

Slide 6 - Slide

2a. Noteer de afkorting:
voor Christus / na Christus

Slide 7 - Open question

2b. Noteer de afkorting:
noord / zuid

Slide 8 - Open question

2c. Noteer de afkorting:
Frankrijk

Slide 9 - Open question

2d. Noteer de afkorting:
Eerste Wereldoorlog

Slide 10 - Open question

2e. Noteer de afkorting:
negatief / positief

Slide 11 - Open question

2f. Noteer de afkorting:
in het belang van

Slide 12 - Open question

2g. Noteer de afkorting:
bevolkingstoename

Slide 13 - Open question

2h. Noteer de afkorting:
inclusief

Slide 14 - Open question

2i. Noteer de afkorting:
katholiek / protestants

Slide 15 - Open question

2j. Noteer de afkorting:
de jaren dertig

Slide 16 - Open question

3a. Noteer het teken:
man

Slide 17 - Open question

3b. Noteer het teken:
vrouw

Slide 18 - Open question

3c. Noteer het teken:
sterfdatum

Slide 19 - Open question

3d. Noteer het teken:
dus, conclusie

Slide 20 - Open question

3e. Noteer het teken:
ongeveer

Slide 21 - Open question

3f. Noteer het teken:
tegenstelling

Slide 22 - Open question

3g. Noteer het teken:
getrouwd met

Slide 23 - Open question

3h. Noteer het teken:
stijgen / dalen

Slide 24 - Open question

3i. Noteer het teken:
euro

Slide 25 - Open question

3j. Noteer het teken:
belangrijk

Slide 26 - Open question

Opdracht 4a
Bijvoorbeeld:
Rome
* 753 v.Chr. ← Romulus

Slide 27 - Slide

Opdracht 4b
Bijvoorbeeld:

Romeinse rijk:
• 753 – 509 v.Chr.: koninkrijk
• 509 – 27 v.Chr.: republiek
• 27 v.Chr. – 476 n.Chr.: keizerrijk

Slide 28 - Slide

Opdracht 4c
Bijvoorbeeld:

Bevolking Rome
• t.t.v. Augustus: ± 600.000
• t.t.v. Trajanus: 1 milj.
• Middeleeuwen: ↓↓↓

Slide 29 - Slide

Opdracht 4d
Bijvoorbeeld:

Volksvermaak Rome
• Colosseum: gladiatorengevechten
• Circus Maximus: paardenraces
• Thermen: baden

Slide 30 - Slide