This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Omgaan met geld/budget
Leerdoelen:
Je weet wat budgetteren is
Je weet waarom budgetteren belangrijk is
Je kunt een budget opstellen
Je weet wat een impuls aankoop is
Slide 2 - Slide
Wat is budgetteren?
A
Direct geld uitgeven als je salaris is gestort.
B
Je uitgaven aanpassen aan je inkomsten.
C
Meer geld uitgeven dan je hebt.
D
Het geld dat je kunt uitgeven.
Slide 3 - Quiz
Inkomsten
zakgeld
kleedgeld
salaris van een (bij)baan
studiefinanciering
Slide 4 - Slide
Budget
Budget is het geld dat je kunt uitgeven.
Als je je budget hebt overschreden, dan heb je meer uitgegeven dan je budget.
Slide 5 - Slide
Impuls aankoop
Als je van te voren niet had bedacht dat je een item ging kopen.
Slide 6 - Slide
Lenen, schulden en rente
Als je niet genoeg inkomsten hebt, kun je geld lenen.
Je kunt geld lenen bij een bank of bij familie, je hebt dan een schuld.
Als je geld leent bij een bank moet je rente betalen.
Slide 7 - Slide
Is dit een impuls aankoop?
A
Ja
B
Nee
Slide 8 - Quiz
Marjoleen heeft €20 zakgeld. Zij heeft mascara nodig en geeft €15 uit aan mascara én lippenstift bij de drogist. Morgen wil zij met vriendinnen naar de bioscoop maar zij heeft nog maar €5 over. Hoe zou jij het geldprobleem van Marjoleen oplossen?