Dinsdag 6 september 2022

Dinsdag 6 september 2022
08.30 - 09.10 uur Inloop-
Zelfstandig lezen in je eigen boek

12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.10 - 10.10 uur Woordenschat
Nieuwe woorden thema kennismaken
12.40 - 13.30 uur 
DiskTaak 3
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 -14.20 uur
Rekenen- Zelfstandig werken
10.30  - 11.20  uur  
Sport
11.20 - 12.10 uur
Disk- Zelfstandig werken
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dinsdag 6 september 2022
08.30 - 09.10 uur Inloop-
Zelfstandig lezen in je eigen boek

12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.10 - 10.10 uur Woordenschat
Nieuwe woorden thema kennismaken
12.40 - 13.30 uur 
DiskTaak 3
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 -14.20 uur
Rekenen- Zelfstandig werken
10.30  - 11.20  uur  
Sport
11.20 - 12.10 uur
Disk- Zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Lezen in je eigen boek

Slide 2 - Slide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema: 
Kennismaken

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 3 - Slide

de aanwezigheid
  • de situatie dat iemand er is;
  • je bent op een bepaalde plaats aanwezig (je bent op die plaats)
  • Zin: In onze klas is de aanwezigheid 100%. Iedereen is in de klas.

Slide 4 - Slide

de afwezigheid
  • de situatie dat iemand er NIET is;
  • je bent niet op een bepaalde plaats.
  • Zin: Om 08.30 uur was de afwezigheid in de klas groot. Nog maar 3 leerlingen waren in de klas.

Slide 5 - Slide

intensief
  • als je iets doet met veel aandacht;
  • als je iets doet wat veel inspanning/moeite kost.
  • zin: Ik heb gisteren intensief gesport. Ik moest echt zweten!
  • zin: De toets was moeilijk. Ik heb intensief gewerkt.

Slide 6 - Slide

meevallen 
  • als iets minder erg is, dan dat je van tevoren had gedacht;
  • het valt mee = ik dacht dat het moeilijk zou zijn, maar eigenlijk is het makkelijk.
  • Zin: Vandaag hebben we geen rekenen. Dat valt mee!
  • Zin: Ik dacht dat de toets niet zo moeilijk was en zou meevallen. Maar toch was het moeilijk.

Slide 7 - Slide

de vergelijking
  • de keer dat je kijkt naar de verschillen tussen mensen of dingen;
  • de keer dat je kijkt naar de overeenkomsten tussen mensen of dingen;
  • zin: De mensen willen altijd een vergelijking maken tussen andere mensen.

Slide 8 - Slide

Maak de zin af:
Dit vak vind ik altijd meevallen op school:

Slide 9 - Open question

Ik ben altijd op tijd aanwezig in de klas.
Ja
Nee

Slide 10 - Poll

Bij deze les ben ik het liefst afwezig....

Slide 11 - Open question

Wat is een ander woord voor
intensief
A
heel makkelijk
B
met veel inspanning
C
zonder problemen
D
relaxed

Slide 12 - Quiz

Met welk dier zou jij jezelf vergelijken en waarom?

Slide 13 - Open question

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 14 - Slide

Ik heb gisteren ........... gesport. Ik was echt heel erg moe daarna!

Slide 15 - Open question

... ............... van de docent geeft een groot probleem. Wie moet nu de les geven?

Slide 16 - Open question

Gelukkig waren alle leerlingen wel .......... in de klas en iedereen ging zelfstandig werken.

Slide 17 - Open question

De ................. tussen die twee mensen is niet eerlijk. Ze zijn heel verschillend!

Slide 18 - Open question

Mijn broer zegt dat de toets ............. Hij vond het niet zo moeilijk.

Slide 19 - Open question

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: de vergelijking, meevallen, intensief, de aanwezigheid, de afwezigheid

Slide 20 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
20:00

Slide 21 - Slide

Sport

We gaan lekker sporten

Slide 22 - Slide

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Kennismaken

Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 23 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 24 - Slide

Disk Taak 3
Stel vragen aan drie leerlingen.
Schrijf je vragen op je werkblad. Stel je vragen aan drie leerlingen en schrijf de antwoorden op.
3 Stel een leerling voor aan de klas.
Kies een van de leerlingen aan wie je vragen hebt gesteld. Stel hem of haar voor aan de klas.
Dit is…
Hij/zij komt uit…
Hij/zij is … jaar.
Hij/zij woont in…
Hij/zij heeft…
Zijn/haar hobby’s zijn…


Slide 25 - Slide

Rekenen
Je werkt in je werkboek.
In het werkboek staat soms een opdracht of een uitlegfilm die je moet maken/bekijken op je laptop.

Slide 26 - Slide