Les 4.2 didactische werkvormen

Kerntaak 1
1 / 17
next
Slide 1: Slide
Kerntaak 1MBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Kerntaak 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Heb je alles bij je?
  • Boek "Didactiek van een les of training"
  • Werkboekje LWP2 Beginner - Etappe werkdocument
  • Laptop (en lader)
  • Concentratie
  • Pen (en papier - agenda?)
Nee? Werken in het OLC 1.10

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doelen deze les
  • Je weet wat didactische werkvormen zijn.
  • Je weet het verschil tussen bewegingsvormen,  organisatievormen en didactische werkvormen.
Etappe 4

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Herhaling 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

4 stappen om tot een concreet doel te komen
Bewegings
vorm
Voorwaarde/
omstandigheid
Waarneembaar
eindgedrag
Minimale
eis
zweefstand
kunnen uitvoeren
rennen
binnen 50 minuten
als voorzet
uit aanloop met afzet vanaf de trampoline
5x kunnen overspelen
tijdens een
3-3 partijspel

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Bewegingsvormen kun je ook omschrijven als:
A
Oefenstof
B
Trainingsvormen
C
Bewegingsactiviteiten
D
Allemaal goed

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Benoem minimaal 3 verschillende organisatievormen.

Slide 7 - Open question

individueel werken (klassikaal)
in groepjes werken, verschillende vakken (werken in groepen)
circuitvorm, hindernisbaan, parcours (werken in een vaste volgorde)
speeltuin/ vrije vorm (vrij werken)
Benoem een bewegingsvorm en de basisvorm
(Bijvoorbeeld dribbelen - gaan en lopen)

Slide 8 - Slide

De bewegingsvormen vallen binnen één van deze 10 basisvormen.
Dribbelen valt bijvoorbeeld onder gaan en lopen. 
Een zweefstand maken op de balk valt onder balanceren en vallen.
Een wreeftrap uitvoeren valt onder de basisvorm trappen, schieten en mikken.
Let's go..

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Didactische werkvormen tijdens je les
Voor je les bedenk je op welke manier jouw deelnemers in de les het meeste kunnen leren.

Je kunt de deelnemers het meeste leren door:
  • concrete aanwijzingen te geven (bijv. bal aannemen met de binnenkant van de voet)
  • goed te coachen
  • veel complimenten te geven

Denk dus heel goed na over je aanwijzingen en waar je op gaat coachen.
(Beschrijf dit ook per activiteit in je lesvoorbereiding)
Zie je iets van je aanwijzingen/ coachmomenten terug bij de deelnemer, dan kun je ze daar natuurlijk complimenten op geven!!

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Hoe kun je dat aanbieden?
  • opdrachtvorm; de lesgever doet voor wat er moet gebeuren, zonder al te veel aanwijzingen of instructie.
    (bijv. een circuitvorm, met een afbeelding van de oefening per stationnetje/ de lesgever doet één ronde van de toestelbaan  voor en vraagt de deelnemers hem na te doen)

  • instructievorm; de lesgever doet voor of laat voordoen met een praatje-plaatje -daadje. Je moet de beweging zelf goed kennen en je moet weten welke aanwijzingen je wanneer moet geven. 
    (bijv. ta-dam ta-dam bij de afzet van het zwaaien aan de ringen/ de lesgever laat een deelnemer de lay-up voordoen die dit heel goed beheerst)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

vraagvorm: 
(vaak bij de afsluiting)

De deelnemers worden aan het denken gezet door het beantwoorden van vragen en zijn dus actief betrokken bij het leren. 

L: "Vertel eens, hoe verliep de samenwerking?"
D: "O, wel goed."
L: "Kun je aangeven wat goed ging?"
D: "Ik vond het goed dat iedereen meedeed en niemand verzaakte."
L: "Kun je iets noemen wat misschien nog beter kan?"
D: " We praten nog iets teveel door elkaar, we moeten nog iets beter naar elkaar gaan luisteren."

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

coachvorm:  de lesgever gebruikt deze vorm vooral voor het aanleren van tactiek.
Tijdens de spelvorm heeft de lesgever vaak maar weinig tijd en vaak is de afstand tot de deelnemer(s) groot. Je kan tijdens een training het spel stopzetten (bevriezen) en dan feedback/ tactische aanwijzingen geven. 
Je geeft hier kort en krachtige informatie.
Een bevriessituatie moet kort zijn en niet te vaak toegepast worden.
Je geeft dus complimenten/ uitleg op je coach onderdelen.

spelvorm; de lesgever gebruikt een spelvorm om de deelnemers spelenderwijs iets aan te leren.
bijv. een kwartetspel spelen, om te leren welke voorwerpen bij elkaar horen.
Welke vormen gebruik je het meest tijdens je les?

Slide 13 - Slide

Instructievorm
vraagvorm (bij de afsluiting)
coachvorm 
Welke punten moet je invullen in jouw lesvoorbereidingsformulier onder het kopje 'begeleiding / didactische werkvormen'?
A
Waar ga je op coachen?
B
Aanwijzingen op techniek/tactiek.
C
Welke complimenten ga je geven?
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Omschrijf het begrip bewegingsvorm.
Schrijf in elk geval 2 voorbeelden op.
Omschrijf het begrip organisatievorm. 
Schrijf in elk geval 2 voorbeelden op.
Omschrijf het begrip didactische werkvorm. 
Schrijf in elk geval 2 voorbeelden op.
timer
5:00
Vergelijk je antwoorden in een groepje.
Bespreek met elkaar waarom je denkt dat het antwoord juist/ onjuist is. Zijn de voorbeelden de juiste voorbeelden?
timer
5:00
Je mag je boek/ LessonUp er bij gebruiken!!
Wat vinden we de mooiste voorbeelden en waarom?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Tijd voor...
  • LWP2 afmaken/ verbeteren
  • Sport bedenken voor je LWP3 en bewegingsvorm dat je gaat aanleren.
  • Concreet doel maken bij je bewegingsvorm.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Volgende les meenemen
  • Boek "Didactiek van een les/ training)
  • Huiswerkboekje
  • Pen/ (papier)
  • Laptop (en lader)

Slide 17 - Slide

This item has no instructions