What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
5.7 Grammatica les 3 1KGT
Ga rustig zitten, pak je leesboek.
Etui op tafel.
Laptop en werkboek op de hoek van je tafel.
5.7 Grammatica
timer
10:00
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
This lesson contains
28 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
35 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Ga rustig zitten, pak je leesboek.
Etui op tafel.
Laptop en werkboek op de hoek van je tafel.
5.7 Grammatica
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Lezen
wat moet je kennen voor hoofdstuktoets 5
Afronden paragraaf grammatica
start paragraaf spelling
5.7 Grammatica - woordsoorten
Vandaag
Slide 2 - Slide
Lezen (5.3)
- Herkennen van de tekstdoelen informeren, amuseren, overtuigen en activeren.
- Wat verkennend-, nauwkeurig- en zoeken lezen is.
Woorden (5.5)
- De betekenissen kennen van de 30 nieuwe woorden
- Herkennen van spreekwoorden.
Grammatica (5.7)
- persoonlijke - bezittelijke voornaamwoorden correct gebruiken
Spelling (5.8)
- Werkwoorden in tegenwoordige en verleden tijd, en als voltooid deelwoord
- Hoe je correct de trappen van vergelijking schrijft
5.7 Hoofdstuktoets 5 (tijdens toetsweek)
Wat moet je weten/kennen
Slide 3 - Slide
Je kunt de paragrafen Lezen, Woorden, Grammatica en Spelling oefenen via hoofdstuk 5 van Max Online
(test jezelf en woordtrainer)
Thuis de leerteksten van deze paragrafen nog eens goed doornemen.
In de klas de oefeningen serieus meedoen.
Toets Nederlands (toetsweek) - hoe voorbereiden
Slide 4 - Slide
Antwoorden opdracht 10, 11 en 12 (blz. 156-157)
5.7 Grammatica
Opdrachten bespreken
Slide 5 - Slide
Maak opdracht 15 (blz. 158)
TIP: Op blz. 180 staat een overzicht van alle woordsoorten
5.7 Grammatica
Zelfstandig werken
timer
10:00
Slide 6 - Slide
Hoe je het voltooid deelwoord spelt
Hoe je het bijvoeglijk naamwoord spelt
Hoe je de trappen van vergelijking maakt
5.8 Spelling
In deze paragraaf leer je:
Slide 7 - Slide
Maak eerst opdracht 1 (blz. 162)
5.8 Spelling
Zelfstandig werken
timer
10:00
Slide 8 - Slide
Je hebt geleerd hoe je de tegenwoordige tijd (tt) en de verleden tijd (vt) schrijft van een werkwoord.
Bijvoorbeeld:
tt: ik fiets - hij fietst - wij fietsen
vt: ik fiets
te
- hij fiets
te
- wij fiets
ten
tt: ik ren - hij rent - wij rennen
vt: ik ren
de
- hij ren
de
- wij ren
den
tt: ik zwem - hij zwemt - wij zwemmen
vt: ik zwom - hij zwom - wij zwommen
5.8 Spelling
Leertekst :
Voltooid deelwo
ord
(vd)
(blz. 163)
Slide 9 - Slide
Het
voltooid deelwoord (vd)
is ook een vorm van het werkwoord. Het staat vaak achter aan in de zin.
Een voltooid deelwoord begint met ge-, be-, her-, ver- of ont-.
In een zin met een voltooid deelwoord staat meestal '
een pv van 'hebben', 'zijn' of 'worden.
5.8 Spelling
Leertekst :
Voltooid deelwo
ord
(vd)
(blz. 163)
Slide 10 - Slide
We
zijn
naar huis
ge
fietst
.
pv vd
De jongen
heeft
heel hard
ge
rend.
pv vd
Ik
ben
naar de overkant
ge
zwommen.
pv vd
In de leertekst van bladzijde 113 staan nog meer voorbeelden.
5.8 Spelling
Leertekst :
Voltooid deelwo
ord
(vd)
(blz. 163)
Slide 11 - Slide
Lees de leertekst Voltooid deelwoord op blz. 163 nauwkeurig
Maak opdracht 3, 4 en5 (blz. 164)
5.7 Grammatica
Zelfstandig werken
Slide 12 - Slide
Het instructiefilmpje?
Nog niet van iedereen binnen!
De tekst voor je vierde fictie-opdracht?
Deze moet
27 mei
zijn ingeleverd.
5.7 Grammatica - woordsoorten
Hoe staat het met:
Slide 13 - Slide
Instructiefilmpjes
start paragraaf Grammatica
5.7 Grammatica
Vandaag
Slide 14 - Slide
wat een Persoonlijke voornaamwoorden (psv) is
wat een Bezittelijke voornaamwoorden (bzv)
de psv en bzv goed gebruiken.
5.7 Grammatica - woordsoorten
In deze paragraaf leer je:
Slide 15 - Slide
5.7 Grammatica - de woordsoorten
woordsoort
afk.
voorbeeld
lidwoord
lw
de, het, een
bijvoeglijk naamwoord
bn
knap, slim, stevig, dromerig, katoenen
zelfstandig naamwoord
zn
kapper, tijdschrift, probleem, Scheveningen
voorzetsel
vz
voor, met, aan, tijdens, ondanks, vanwege
persoonlijk voornaamwoord
psv
ik, je, u, hij, haar, het, ons, wij, jullie, hen
bezittelijk voornaamwoord
bzv
mijn, jouw, je, uw, zijn, haar, onze, jullie, uw, hun
hoofdtelwoord
htw
één, drie, honderdtwintig, veel, weinig
rangtelwoord
rtw
eerste, tweede, middelste, laatste
Slide 16 - Slide
Een
persoonlijk voornaamwoord (psv)
verwijst naar
iets
iemand
in het enkelvoud of meervoud:
Ik
houd van chocola. Houden
jullie
ook van chocola?
Mijn vader is dol op koken. In het weekend staat
hij
uren
in de keuken.
Wij
helpen
hem
daar vaak bij.
Heb je de nieuwe sneakers van Fenna gezien?
Ik
vind
ze
supermooi!
Mag
ik
die nietmachine even,
ik
heb
hem
nodig.
5.7 Grammatica - woordsoorten
Leertekst Persoonlijke voornaamwoorden (blz. 151)
Slide 17 - Slide
Ik
heb zin in het weekend. Gaan
jullie
ook naar dat feest?
Gaat Erik ook naar dat feest? Ja,
ik
ga samen met
hem
.
Sarah gaat naar een andere school.
We
zullen
haar
missen.
Zullen
we
vanmiddag samen huiswerk maken? Spreken
we
dan bij
ons
af?
5.7 Grammatica - woordsoorten
Leertekst Persoonlijke voornaamwoorden (blz. 152)
Slide 18 - Slide
Maak opdracht 3, 5, 6 en 8 (blz. 151 - 153)
Het werkblad
5.7 Grammatica
Zelfstandig werken
timer
1:00
Slide 19 - Slide
Met een
bezittelijk voornaamwoorden (bzv)
kun je zeggen van wie iets is:
Die schoenen zijn
van
ons
.
Onze
schoenen hebben we vast uitgedaan.
Mijn
zusje fietst
met
haar
klasgenoot naar
onze
school.
Mijn
aardige moeder heeft een nieuwe baan.
5.7 Grammatica - woordsoorten
Leertekst Bezittelijk voornaamwoorden (blz. 154)
Slide 20 - Slide
Sommige voornaamwoorden lijken op elkaar, maar je kunt ze niet zomaar door elkaar gebruiken:
Ik heb
mijn
broer een mooi cadeau gegeven.
Ik heb die rare broer
van
me / mij
een cadeau gegeven.
Mag ik
jouw
fiets even lenen?
Is die fiets
van
jou
of van iemand anders?
Mag ik
uw
rijbewijs even zien?
Ik zag
u
net door rood rijden, klopt dat?
5.7 Grammatica - woordsoorten
Me of mijn? jou of jouw? u of uw? (blz. 155)
Slide 21 - Slide
Even voor alle duidelijkheid!
Slide 22 - Slide
Dus .......
Hij zegt iets tegen
mij / me.
Hij geeft dat boek aan
mij / me.
Dat is
mijn
nieuwe fiets.
Slide 23 - Slide
Ik heb (aan)
hun
het probleem uitgelegd.
Ik heb (aan)
hun
een vraag gesteld.
Zij hebben (aan)
hun
huis verkocht.
Zij
hebben een geweldige presentatie gegeven!
De volgende keer doen
ze
het vast weer zo goed.
Tip :
Hun
staat (bijna) nooit aan het begin van een zin....
5.7 Grammatica - woordsoorten
Nog zo eentje: Ze/zij of hun? (blz. 157)
Slide 24 - Slide
Maak opdracht 9, 10, 11, 12 (blz. 154 - 157)
Het werkblad
5.7 Grammatica
Zelfstandig werken
timer
1:00
Slide 25 - Slide
Ga naar Max Online, hoofdstuk 5 paragraaf lezen en paragraaf Woorden
Wat weet je over deze paragraaf?
Doe de oefeningen bij TestJezelf.
Oefen de woorden en de betekenissen ook met de
Woordtrainer.
5.5 Woorden
Test jezelf
Slide 26 - Slide
Weten jullie het verschil tussen.
een persoonlijk voornaamwoord (psv)
en
een bezittelijk voornaamwoord (bzv)
?
5.7 Grammatica - woordsoorten
Slide 27 - Slide
E
en persoonlijk voornaamwoord (psv)
verwijst naar iets of iemand.
E
en bezittelijk voornaamwoord (bzv)
geeft aan van wie iets (of iemand) is.
5.7 Grammatica - woordsoorten
Slide 28 - Slide
More lessons like this
5.8 Spelling les 1 1KGT
May 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
5.8 Spelling les 2 1KGT
June 2024
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
5.7 Grammatica les 1 1KGT
May 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
5.7 Grammatica les 2A 1KGT
May 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
5.7 Grammatica les 2 1KGT
May 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
5.8 Spelling les 1 1BK
June 2024
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
5.8 Spelling les 2 1BK
June 2024
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
5.7 Grammatica les 3 1BK
May 2024
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1