Deze toets maak je in LessonUp. Zorg er voor dat je de toets inlevert wanneer je klaar bent.
Succes!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
PW H3 basis 1 t/m 6 (T/H)
Deze toets maak je in LessonUp. Zorg er voor dat je de toets inlevert wanneer je klaar bent.
Succes!
Slide 1 - Slide
Leg uit, met een voorbeeld uit de bron, van wanneer deze bron is.
Slide 2 - Open question
Wat was een oorzaak voor de ondergang van het West-Romeinse Rijk?
A
achteruitgang van de handel
B
de volksverhuizingen
C
gebrek aan geld
D
uitbreken van de pest
Slide 3 - Quiz
Sleep de zinnen naar het goede tijdvak.
Tijd van Grieken en Romeinen
Tijd van Monniken en Ridders
Het Romeinse Rijk groeit.
Kloosters worden gesticht
Het hofstelsel
Leenstelsel
Begin van de volksverhuizingen.
Het Frankische rijk.
Slide 4 - Drag question
Bekijk de bron. Deze afbeelding past bij:
A
De tijd van Grieken en Romeinen.
B
De tijd van monniken en ridders.
Slide 5 - Quiz
Lees de bron. Om welke plicht van een horige gaat het hier?
A
Bescherming bieden aan de heer.
B
Allerlei klussen doen voor de heer.
C
Een deel van hun opbrengst afstaan aan de heer.
D
Met de heer een overval plegen op een ander domein.
Slide 6 - Quiz
Maak de juiste combinaties
Horige
Kreeg bescherming van de heer
Hek repareren voor de heer
Moest meevechten in het leger van de koning
Eigenaar van een domein
versterkte boerderij, land van horige boeren en woeste gronden
Vrije boer
Domein
Heer
Herendienst
Slide 7 - Drag question
"Zijn belangrijkste taak was vechten. Hij hoorde geestelijken en boeren te beschermen." Welk begrip past bij de omschrijving?
A
Horige
B
Domein
C
Ridder
D
Monnik
Slide 8 - Quiz
Bekijk de bron. Welke zin past het best bij deze afbeelding?
A
Hier zie je hoe het hofstelsel werkt.
B
Het ontstaan van het christendom.
C
In Saudi-Arabië ontstaat de islam.
D
Hier zie je de drie standen in de middeleeuwen.
Slide 9 - Quiz
Bekijk de bron. Bij welk deel van de tekening hoorde een horige?
A
Bovenste
B
Middelste
C
Onderste
D
Bij geen van drieën.
Slide 10 - Quiz
1ste stand
2de stand
3de stand
Werken op het land.
Bidden voor de veiligheid
Vechten voor bescherming van de boeren en burgers..
Slide 11 - Drag question
Wat was het verschil tussen een horige en een vrije boer?
Slide 12 - Open question
Welk begrip hoort er bij de volgende tekst?
In juni moeten de boeren het hooi maaien en opgetast naar het huis van de heer brengen.
In augustus moeten zij graan van het klooster oogsten en binnenbrengen.
Met Pasen moeten zij ploegen, zaaien en eggen.
Wanneer er gebouwd werd, moesten de pachters stenen brengen en de metselaars helpen.
Slide 13 - Open question
De koning die grond uitleende, noem je een ........ De ................ die de grond leenden noem je ........................ Dit systeem noem je het ...................... De ..................... waren ruiters voor de koning of een hoge edelman
Zet de begrippen op de juiste plek
Ridders
Adel
Leenstelsel
Leenmannen
Leenheer
Slide 14 - Drag question
Tot welke stand behoorden alle leenmannen samen?
Slide 15 - Open question
Om welke reden ontstond het leenstelsel niet?
A
Het was een manier om een groot rijk te veroveren.
B
Op die manier kon je het christendom gemakkelijker verspreiden.
C
Zo kon een koning over een groot leger beschikken.
D
Het was een manier voor de vorst om helpers te belonen.
Slide 16 - Quiz
Wat hoort bij wie?
Leenheer
Leenman
heeft soldaten nodig
land in leen geven
raad geven
trouw zweren.
Slide 17 - Drag question
Wat was de belangrijkste oorzaak van het uiteenvallen van het Frankische rijk? Leg je antwoord uit.
Slide 18 - Open question
In de zomer gingen Noormannen plunderen. Wat deden zij in de andere seizoenen?
Slide 19 - Open question
Het woord "Viking" heeft meerdere betekenissen. Noem een betekenis.
Slide 20 - Open question
Noem twee gebieden die de Vikingen ontdekken buiten Engeland
Slide 21 - Open question
Geef je eigen mening over de volgende stelling. Gebruik de juiste argumenten. ‘De tijd van monniken en ridders was een grote achteruitgang in vergelijking met de tijd van Grieken en Romeinen.’