Breinkrachten/Executieve functies

1 / 25
next
Slide 1: Slide
MentorlesBasisschoolGroep 6-8

This lesson contains 25 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Startkracht helpt je goed te starten met je taak, werk of spel. Geen getreuzel, maar klaar voor de start ... af!
Spiegelkracht leert ons goed naar onszelf te kijken. Niet naar hoe we eruitzien, maar naar hoe we dingen doen. 
Doorzetkracht leert ons doorzetten. Niet opgeven als iets moeilijk wordt. Bijvoorbeeld als een puzzel niet lukt, of als het steeds fout gaat bij een knutselwerk. 
Aandachtkracht leert ons er met onze aandacht bij te zijn. We letten op ons eigen werk of taak en niet op anderen of andere dingen. 
Gevoelskracht leert ons om te gaan met ons gevoel. Je kunt je blij, boos, bedroefd (verdrietig) of bang voelen. 
De Plan- & Regelkracht leert ons een plan te maken en al onze spullen van tevoren te regelen zodat we goed kunnen beginnen en dingen af kunnen maken.
De stopkracht helpt ons te stoppen.  De stopkracht leert ons onszelf in te houden zodat we toekomen aan ons werk en kunnen leren.
De Buigkracht helpt ons om buigzaam te zijn. Buigkracht heb je nodig als dingen opeens anders gaan dan je dacht.
De Onthoud- & Doekracht helpt ons bij het tegelijkertijd onthouden en doen en bij het denken. 
De tijdkracht leert ons op de tijd te letten en dingen op tijd af te krijgen. 
Breinkrachten of executieve functies

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Er zijn 10 breinkrachten/ executieve functies
- Onthoud & Doe kracht/ werkgeheugen
- Stopkracht/ Responsinhibitie-
- Buigkracht/ Flexibiliteit
- Plan &Regelkracht/ organisatie en plannen
- Tijdkracht/ timemanagement
- Startkracht/ taakinitiatie
- Gevoelskracht/ emotieregulatie
- Aandachtkracht/ volgehouden aandacht
- Doorzetkracht/ doorzettingsvermogen
- Spiegelkracht/ Metacognitie


Slide 4 - Slide

Dia 1; Opening

Je verteld de leerlingen dat we vandaag gaan leren wat breinkrachten zijn. Vandaag starten we met de Onthoud- & doekracht.
Onthoud & doekracht/
werkgeheugen
Op veel momenten zet je je werkgeheugen in. Je gebruikt deze kracht bijvoorbeeld in de les bij het onthouden van instructies en deze bij het zelfstandig werken weer kunnen oproepen en uitvoeren. Maar ook bij het inpakken van je schooltas, bij het onthouden van een liedje en bij het onthouden en nakomen van een afspraak.


Slide 5 - Slide

Dia 3; Onthoud- & doekracht

Lees de tekst voor.
Ik ga door tot een taak of opdracht af is.
Ik kan me 25 minuten achter elkaar concentreren op 1 taak.
Ik kan iets afmaken zonder afgeleid te worden.
Ik houd geen pauze als dat niet nodig is.
Ik start zelfstandig met mijn huiswerk.
Ik doe dingen op het moment dat ze gedaan moeten worden.
Ik kan leuke dingen uitstellen om eerst aan een taak te
beginnen.
Ik kan na een pauzemoment weer zelf verder gaan met mijn
taak.
Ik weet wat me helpt om me te concentreren.
Ik weet waardoor ik afgeleid word.
  1. Ik weet wat ik moet doen als ik aan een taak begin.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Stopkracht/ responsinhibitie
Je gebruikt de stopkracht wanneer je iets ziet of voelt, maar hier niet op reageert. Je houdt jezelf in en kunt je impulsen controleren.




Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Ik ga door tot een taak of opdracht af is.
Ik kan me 25 minuten achter elkaar concentreren op 1 taak.
Ik kan iets afmaken zonder afgeleid te worden.
Ik houd geen pauze als dat niet nodig is.
Ik start zelfstandig met mijn huiswerk.
Ik doe dingen op het moment dat ze gedaan moeten worden.
Ik kan leuke dingen uitstellen om eerst aan een taak te
beginnen.
Ik kan na een pauzemoment weer zelf verder gaan met mijn
taak.
Ik weet wat me helpt om me te concentreren.
Ik weet waardoor ik afgeleid word.
  1. Ik kan emoties onderdrukken om een doel te behalen.
  2. Ik denk na voor ik iets zeg.
  3. Ik kan op mijn beurt wachten.
  4. Ik kan me aan regels houden.
  5. Ik kan me aan regels houden wanneer er niemand bij is om dit te controleren.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Buigkracht/ flexibiliteit
Als je moet schakelen gebruik je je buigkracht. Soms loopt de dag niet zoals verwacht. Je moet dan meebuigen met de veranderingen. Dit noemen we buigkracht of flexibiliteit. Ook als er meerdere of juist andere oplossingen voor een probleem nodig zijn, gebruik je je buigkracht.




Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Ik ga door tot een taak of opdracht af is.
Ik kan me 25 minuten achter elkaar concentreren op 1 taak.
Ik kan iets afmaken zonder afgeleid te worden.
Ik houd geen pauze als dat niet nodig is.
Ik start zelfstandig met mijn huiswerk.
Ik doe dingen op het moment dat ze gedaan moeten worden.
Ik kan leuke dingen uitstellen om eerst aan een taak te
beginnen.
Ik kan na een pauzemoment weer zelf verder gaan met mijn
taak.
Ik weet wat me helpt om me te concentreren.
Ik weet waardoor ik afgeleid word.
  1. Ik kan mijn gedrag makkelijk aanpassen als er iets verandert.
  2. Ik kan mijn plannen en mijn planning aanpassen als dat nodig is.
  3. Ik raak niet snel van slag bij veranderingen, tegenslag of nieuwe situaties.
  4. Ik ben flexibel in het denken over een probleem.
  5. Ik kan makkelijk veranderen van taak.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Plan- & regelkracht/ planning en organisatie
Om goed aan de slag te kunnen, moet je ervoor zorgen dat je weet wat je moet doen en wat je daarbij nodig hebt. Een plan maken en dat uitwerken, van voor tot achter bedenken wat je nodig hebt en dat vervolgens regelen, daarvoor gebruik je je plan & regelkracht




Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Ik ga door tot een taak of opdracht af is.
Ik kan me 25 minuten achter elkaar concentreren op 1 taak.
Ik kan iets afmaken zonder afgeleid te worden.
Ik houd geen pauze als dat niet nodig is.
Ik start zelfstandig met mijn huiswerk.
Ik doe dingen op het moment dat ze gedaan moeten worden.
Ik kan leuke dingen uitstellen om eerst aan een taak te
beginnen.
Ik kan na een pauzemoment weer zelf verder gaan met mijn
taak.
Ik weet wat me helpt om me te concentreren.
Ik weet waardoor ik afgeleid word.
  1.  Ik kan een opdracht opdelen in stukjes (deeltaken).
  2.  Ik kan een weektaakplanning maken.
  3.  Ik kan prioriteiten stellen (het belangrijkste eerst enz.).
  4.  Ik kan werken en gezellig op elkaar afstemmen.
  5.  Ik weet in welke volgorde ik mijn weektaak het best kan maken.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Tijdkracht/ timemanagement
In ons dagelijks leven hebben veel dingen een tijdslimiet, je weektaak, op tijd op school komen of een deadline voor een project zijn hier enkele voorbeelden van. Hiervoor heb je inzicht en overzicht van tijd nodig. Als je je tijdkracht goed inzet, zal het je lukken!


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Ik ga door tot een taak of opdracht af is.
Ik kan me 25 minuten achter elkaar concentreren op 1 taak.
Ik kan iets afmaken zonder afgeleid te worden.
Ik houd geen pauze als dat niet nodig is.
Ik start zelfstandig met mijn huiswerk.
Ik doe dingen op het moment dat ze gedaan moeten worden.
Ik kan leuke dingen uitstellen om eerst aan een taak te
beginnen.
Ik kan na een pauzemoment weer zelf verder gaan met mijn
taak.
Ik weet wat me helpt om me te concentreren.
Ik weet waardoor ik afgeleid word.
  1. Ik kan op tijd beginnen met mijn weektaak.
  2. Ik kan inschatten hoeveel tijd ik voor een taak nodig heb. 
  3. Ik lever opdrachten op tijd in.
  4. Ik houd me aan mijn planning.
  5. Ik verspil geen tijd.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Startkracht/ Taakinitiatie
Het is soms best lastig om met een taak te starten. Als je moeite hebt met startkracht schuif je dingen voor je uit, neem je niet het initiatief maar wacht je tot een ander het doet. Toch is het belangrijk dat je jezelf hiertoe kan zetten.


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Ik ga door tot een taak of opdracht af is.
Ik kan me 25 minuten achter elkaar concentreren op 1 taak.
Ik kan iets afmaken zonder afgeleid te worden.
Ik houd geen pauze als dat niet nodig is.
Ik start zelfstandig met mijn huiswerk.
Ik doe dingen op het moment dat ze gedaan moeten worden.
Ik kan leuke dingen uitstellen om eerst aan een taak te
beginnen.
Ik kan na een pauzemoment weer zelf verder gaan met mijn
taak.
Ik weet wat me helpt om me te concentreren.
Ik weet waardoor ik afgeleid word.
  1. Ik start zelfstandig met mijn taak


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Gevoelskracht/ emotieregulatie
De ene keer voel je je verdrietig, de andere keer blij, dan weer boos. Het is heel normaal om al die emoties te voelen. Het is wel belangrijk om je gevoel aan de kant te zetten, wanneer dit nodig is. Te lang blijven hangen in een emotie werkt belemmerend voor jezelf en je omgeving. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Ik ga door tot een taak of opdracht af is.
Ik kan me 25 minuten achter elkaar concentreren op 1 taak.
Ik kan iets afmaken zonder afgeleid te worden.
Ik houd geen pauze als dat niet nodig is.
Ik start zelfstandig met mijn huiswerk.
Ik doe dingen op het moment dat ze gedaan moeten worden.
Ik kan leuke dingen uitstellen om eerst aan een taak te
beginnen.
Ik kan na een pauzemoment weer zelf verder gaan met mijn
taak.
Ik weet wat me helpt om me te concentreren.
Ik weet waardoor ik afgeleid word.
  1. Ik heb mijn emoties onder controle.
  2. Ik ben niet snel van slag.
  3. Ik kan mijn zenuwen voor een toets/wedstrijd/presentatie onder controle houden.
  4. Ik kan emoties onderdrukken om een doel te behalen.
  5. Ik denk na voor ik iets zeg.


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Aandachtkracht/ volgehouden aandacht
Hoe moeilijk het soms ook is, je moet je niet laten afleiden. Als je je laat afleiden, krijg je je taken niet af, kun je leerstof moeilijk tot je nemen en kun je je ook niet aan een plan en tijdslimiet houden. De aandachtskracht speelt dus een grote rol ook bij de andere breinkrachten.


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Ik ga door tot een taak of opdracht af is.
Ik kan me 25 minuten achter elkaar concentreren op 1 taak.
Ik kan iets afmaken zonder afgeleid te worden.
Ik houd geen pauze als dat niet nodig is.
Ik start zelfstandig met mijn huiswerk.
Ik doe dingen op het moment dat ze gedaan moeten worden.
Ik kan leuke dingen uitstellen om eerst aan een taak te
beginnen.
Ik kan na een pauzemoment weer zelf verder gaan met mijn
taak.
Ik weet wat me helpt om me te concentreren.
Ik weet waardoor ik afgeleid word.
  1. Ik ga door tot een taak of opdracht af is.
  2. Ik kan me 25 minuten achter elkaar concentreren op 1 taak.
  3. Ik kan iets afmaken zonder afgeleid te worden.
  4. Ik houd geen pauze als dat niet nodig is.
  5. Ik start zelfstandig met mijn weektaak.
  6. Ik doe dingen op het moment dat ze gedaan moeten worden.
  7. Ik kan leuke dingen uitstellen om eerst aan een taak te beginnen.
  8. Ik kan na een pauzemoment weer zelf verder gaan met mijn taak.
  9. Ik weet wat me helpt om me te concentreren.
  10. Ik weet waardoor ik afgeleid word.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Doorzetkracht/ doorzettingsvermogen
Dingen gaan niet altijd zoals jij wilt. Je komt obstakels tegen, het duurt wat langer dan je had verwacht of het is saai. Toch is het goed om door te zetten in zulke situaties. Zo kun je dingen afmaken, nieuwe dingen leren en vertrouwen in jezelf krijgen. Als het even moeilijk is, moet je dus doorzetkracht gebruiken. 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Ik ga door tot een taak of opdracht af is.
Ik kan me 25 minuten achter elkaar concentreren op 1 taak.
Ik kan iets afmaken zonder afgeleid te worden.
Ik houd geen pauze als dat niet nodig is.
Ik start zelfstandig met mijn huiswerk.
Ik doe dingen op het moment dat ze gedaan moeten worden.
Ik kan leuke dingen uitstellen om eerst aan een taak te
beginnen.
Ik kan na een pauzemoment weer zelf verder gaan met mijn
taak.
Ik weet wat me helpt om me te concentreren.
Ik weet waardoor ik afgeleid word.
  1. Ik zet door om mijn doel te bereiken (ook als het een minder leuk doel is).
  2. Ik ben gemotiveerd, ook voor minder leuke taken.
  3. Ik houd vol ook al heb ik geen zin meer.
  4. Ik houd vol ook al word ik afgeleid.
  5. Ik kan een doel stellen en stappen bedenken om mijn doel te behalen.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Spiegelkracht/ metacognitie
Het gaat hierbij om het reflecteren op je eigen werk. Het is belangrijk om in de spiegel te kijken en met jezelf de volgende vragen te beantwoorden:
  • Ben ik tevreden met mijn werk/gedrag/dag?
  • Zo ja, wat heeft ervoor gezorgd dat het is gelukt?
  • Zo nee, wat kan ik anders doen?

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Ik ga door tot een taak of opdracht af is.
Ik kan me 25 minuten achter elkaar concentreren op 1 taak.
Ik kan iets afmaken zonder afgeleid te worden.
Ik houd geen pauze als dat niet nodig is.
Ik start zelfstandig met mijn huiswerk.
Ik doe dingen op het moment dat ze gedaan moeten worden.
Ik kan leuke dingen uitstellen om eerst aan een taak te
beginnen.
Ik kan na een pauzemoment weer zelf verder gaan met mijn
taak.
Ik weet wat me helpt om me te concentreren.
Ik weet waardoor ik afgeleid word.
  1. Ik weet wanneer ik de lesstof niet begrijp.
  2. Ik vraag om hulp als dat nodig is.
  3. Ik kan zelf oplossingen zoeken voor problemen.
  4. Ik kan mijn eigen prestaties evalueren (bedenken hoe het gegaan is en waardoor het komt dat het wel/niet goed ging).
  5. Ik kan werk controleren en verbeteren bij fouten.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Ik ga door tot een taak of opdracht af is.
Ik kan me 25 minuten achter elkaar concentreren op 1 taak.
Ik kan iets afmaken zonder afgeleid te worden.
Ik houd geen pauze als dat niet nodig is.
Ik start zelfstandig met mijn huiswerk.
Ik doe dingen op het moment dat ze gedaan moeten worden.
Ik kan leuke dingen uitstellen om eerst aan een taak te
beginnen.
Ik kan na een pauzemoment weer zelf verder gaan met mijn
taak.
Ik weet wat me helpt om me te concentreren.
Ik weet waardoor ik afgeleid word.
  1. Ik weet wanneer ik de lesstof niet begrijp.
  2. Ik vraag om hulp als dat nodig is.
  3. Ik kan zelf oplossingen zoeken voor problemen.
  4. Ik kan mijn eigen prestaties evalueren (bedenken hoe het gegaan is en waardoor het komt dat het wel/niet goed ging).
  5. Ik kan werk controleren en verbeteren bij fouten.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions