This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
WERKWOORDSPELLING
ß10 persoonsvorm verleden tijd
Slide 1 - Slide
0
Slide 2 - Video
terugblik
... je weet hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden. ... je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op de juiste manier kunt vervoegen.
Slide 3 - Slide
vandaag
.... heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd vervoegt (= in de juiste vorm in een zin zet).
Slide 4 - Slide
Je ... nooit wat ik gedaan heb.
A
raad
B
raadt
Slide 5 - Quiz
Meneer Frans ... van pannenkoek met appel.
A
houd
B
houdt
Slide 6 - Quiz
Volgend jaar ... ik 13 jaar.
A
word
B
wordt
Slide 7 - Quiz
... jij deze school ook zo leuk?
A
vind
B
vindt
Slide 8 - Quiz
De klas ... Anke met complimentjes.
A
overlaad
B
overlaadt
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
De gevangene ... uit de gevangenis.
A
ontsnapte
B
ontsnaptte
C
ontsnapde
D
ontsnapdde
Slide 12 - Quiz
Ik ... op de trein van 9.00 uur.
A
wachte
B
wachtte
C
wachtde
Slide 13 - Quiz
Hij ... de foto van zijn hond.
A
vergrote
B
vergrotte
C
vergrootte
D
vergrootten
Slide 14 - Quiz
Mijn moeder ... het beslag.
A
mixte
B
mixde
C
mixtte
D
mixdde
Slide 15 - Quiz
persoonsvorm verleden tijd sterk
De klank verandert in de verleden tijd. Schrijf het zo kort en eenvoudig mogelijk.
De persoonsvorm verleden tijd eindigt nooit op dt.