Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

De rekening is (betalen)
A
betaald
B
betaalt

Slide 2 - Quiz

Hij (veranderen) zijn mening
A
verandert
B
veranderd

Slide 3 - Quiz

Hij is van mening (veranderen)
A
verandert
B
veranderd

Slide 4 - Quiz

Hij (beweren) dat er een nieuwe directeur komt
A
beweert
B
beweerd

Slide 5 - Quiz

Zij (beantwoorden) altijd gelijk haar mail
A
beantwoordt
B
beantwoord
C
beantwoordde
D
beantwoorde

Slide 6 - Quiz

(Houden) jij ook zo van chocola?
A
houd
B
houdt

Slide 7 - Quiz

Ik (houden) ontzettend van chocola
A
houd
B
houdt

Slide 8 - Quiz

Jij (houden) ook heel erg van chocola
A
houd
B
houdt

Slide 9 - Quiz

Zij (verzenden) morgen het pakket
A
verzendt
B
verzend

Slide 10 - Quiz

Hier (gebeuren) altijd een heleboel
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 11 - Quiz

Ik (vinden) dit een leuke quiz
A
vindt
B
vind

Slide 12 - Quiz

Jij (vinden) dit ook een leuke quiz
A
vindt
B
vind

Slide 13 - Quiz

De reiskosten worden (vergoeden)
A
vergoedt
B
vergoed

Slide 14 - Quiz

Hij (beëindigen) de vergadering
A
beëindigt
B
beëindigd

Slide 15 - Quiz

Jij (vermoeden) dat dit nog lang niet afgelopen is
A
vermoedt
B
vermoed

Slide 16 - Quiz

Zij (verbieden) haar medewerkers om over te werken
A
verbiedt
B
verbied

Slide 17 - Quiz

Het (verbranden) kerststukje staat op tafel
A
verbrandde
B
verbrande

Slide 18 - Quiz

De (bevrijden) mijnwerkers waren erg dankbaar
A
bevrijdde
B
bevrijde

Slide 19 - Quiz

Hier (stranden) deze oefening
A
strandt
B
strand

Slide 20 - Quiz