hin Les 4k, Taalverzorging H3 verwijswoorden

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Welkom bij het vak Nederlands
  • Telefoon in de tas
  • We gaan direct op onze eigen plek zitten
  • Niet naar de wc tijdens de les, alleen bij hoge nood
  • Stil is ook stil.  Steek je hand wanneer je wat wilt vragen
  • Zitten volgens plattegrond 
  • Luisteren naar elkaar als iemand anders aan het woord is 
  • Luisteren naar de docent als de docent aan het woord is



Slide 2 - Slide

Vandaag
  • Vragen over de meervouden? 
  • Uitleg twijfelgevallen werkwoordspelling
  • Zelf nakijken van het huiswerk Taalverzorging H2   
  • Evaluatie en vragen stellen 

Slide 3 - Slide

Even checken: 
Wat moet je verplicht meenemen voor iedere les:

  • Lesboek 
  • iPad 
  • Schrift
  • Pen

Slide 4 - Slide

H3 NN - Taalverzorging
Werkwoordspelling: twijfelgevallen

Slide 5 - Slide

Verwijswoorden

Slide 6 - Slide

Vandaag:
  • Nieuwe uitleg verwijswoorden (donker blauw)
  • Korte instructie
  • Zelfstandig werken
  • Evaluatie 

Slide 7 - Slide

Leerdoel
Je leert over verwijswoorden.

Slide 8 - Slide

Verwijswoorden
Een tekst is saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt.
Het is beter om wat variatie aan te brengen.
Maak daarom af en toe een samengestelde zin en gebruik verwijswoorden.

Slide 9 - Slide

Verwijswoorden
Voorbeeld:
Max is blij. Max heeft 8 euro verdiend.

beter: Max is blij. Hij heeft 8 euro verdiend.


ook goed: Max is blij, want hij heeft 8 euro verdiend.

Slide 10 - Slide

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:






mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 11 - Slide

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.
Ezelsbruggetje:
  • dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.

  • diT en daT gebruik je bij heT-woorden.



Slide 12 - Slide

Uitlegvideo
H3: taalverzorging/ verwijswoorden

Slide 13 - Slide

Zelfstandig werken
Jullie gaan oefenen met verwijswoorden. Ga naar blz 86:  H3/ taalverzorging/ verwijswoorden.

Je maakt opdracht 1, 2, 3, 4, 5 en 6.  
Vind je het lastig? Steek je vinger op,
dan doen we het samen!
timer
15:00

Slide 14 - Slide

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 15 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt    ________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze

Slide 16 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 17 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 18 - Drag question

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 19 - Quiz

Heb je nog                      vragen?

Slide 20 - Slide

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Huiswerk
H3 - Taalverzorging blz 88 en 89
Maken: opdracht 1, 2, 3, 4, 5 en 6
Zelf nakijken: huiswerk werkwoordspelling  
Hoofdstuk 3 op Magister 

Tot woensdag!
timer
11:00

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Maak een foto van je huiswerk!
(of van jezelf als je geen huiswerk hebt gemaakt...)

Slide 25 - Open question