Quiz kader 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, mavo
• Leerjaar 3

Taalquiz kader 3 

1. Zinsontleding 
2. Woordsoorten 
3. Werkwoordspelling 
4. Overige spelling 
5. Over Taal  

Zinsontleding 

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 1

1. meewerkend voorwerp
2. onderwerp
3. bijvoeglijke bepaling
4. bijwoordelijke bepaling

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 2 en 5

1. werkwoordelijk gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 3

1. werkwoordelijk gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Na het ongeluk (1) /heeft (2)/een toevallige voorbijganger (3) /de politie (4)/gebeld (5).

Benoem deel 4

1. werkwoordelijk gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Samengesteld of enkelvoudig?
-De presentatrice kondigt de kandidaten van het programma aan. -

1. Samengesteld
2. Enkelvoudig

Samengesteld of enkelvoudig?
-Ik moet nog naar de supermarkt, want de melk is op. -

1. Samengesteld
2. Enkelvoudig

Samengesteld of enkelvoudig?
-Nadat de film was afgelopen, verlieten de bezoekers de zaal. -

1. Samengesteld
2. Enkelvoudig

Woordsoorten

Pieter en Ron [1] geven elkaar een hand nadat ze[2] zich [3] verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord[1] ?

1. zelfstandig naamwoord
2. lidwoord
3. werkwoord
4. persoonlijk vnw

Pieter en Ron [1] geven elkaar een hand nadat ze[2] zich [3] verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord[2] ?

1. zelfstandig naamwoord
2. lidwoord
3. werkwoord
4. persoonlijk vnw

Pieter en Ron [1] geven elkaar een hand[3] nadat ze[2] zich verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord[3] ?

1. zelfstandig naamwoord
2. lidwoord
3. werkwoord
4. persoonlijk voornaamwoord

Pieter en Ron [1] geven elkaar een hand[3] nadat ze[2] zich verontschuldigd hebben [4].

Wat is woord[4] ?

1. zelfstandig naamwoord
2. lidwoord
3. werkwoord
4. persoonlijk voornaamwoord

De leerlingen van kader 3 bakken een lekkere taart.
Wat is de?

1. lw
2. znw
3. bnw
4. ww

De leerlingen van kader 3 bakken een lekkere taart.
Wat is leerlingen?

1. lw
2. znw
3. bnw
4. ww

De leerlingen van kader 3 bakken een lekkere taart.
Wat is bakken?

1. lw
2. znw
3. bnw
4. ww

De leerlingen van kader 3 bakken een lekkere taart.
Wat is lekkere?

1. lw
2. znw
3. bnw
4. ww

De toppers van klas 3 eten een lekker ijsje.
Wat is de?

1. lw
2. znw
3. bnw
4. ww

De toppers van klas 3 eten een lekker ijsje.
Wat is leerlingen?

1. lw
2. znw
3. bnw
4. ww

De toppers van klas 3 eten een lekker ijsje.
Wat is eten?

1. lw
2. znw
3. bnw
4. ww

De toppers van klas 3 eten een lekker ijsje.
Wat is lekker?

1. lw
2. znw
3. bnw
4. ww

Spelling - werkwoorden

Een vrouw uit Amerika heeft een bijzonder record … (behalen).

Ze heeft sinds 1979 haar nagels niet … (knippen).

Hij (worden) morgen 16 jaar!

De jongen (tekenen) gisteren de docent na.

De zenuwachtige man … (stressen) zo dat hij begon te trillen.

Gisteren … (crashen) twee autocoureurs in de Grand Prix.

Mijn vader … (volleyballen) vroeger op hoog niveau.

Overige spelling 

Noteer het meervoud van Guppy

Noteer het meervoud van kangoeroe

Over Taal 

Mijn ouders (stimuleren) me om hard te werken op school.

1. aanmoedigen
2. met iets beginnen
3. nauwkeurig onderzoeken
4. succes hebben

De (schaduwzijde) van smartphones is dat het moeilijk is om ze weg te leggen.

1. aanwijzing hoe iets moet en wat niet mag
2. bekend door iets slechts
3. bezwaren, nadelen
4. succes

[MAVO-VRAAG] Het (prototype) van de nieuwe elektrische auto is uitgebreid getest.

1. eerste model van een nieuw product
2. iemand die niet in zijn woonplaats woont en werkt
3. moeilijke keuze tussen twee dingen

[MAVO-VRAAG] De zanger heeft de (illusie) dat hij een top 10-hit zou scoren opgegeven.

1. geld voor een later doel
2. gedachte die te mooi is om waar te zijn
3. ramp, groot ongeluk

Selma (opperde) om uit te gaan, maar Bram heeft geen zin.

1. Voorstellen
2. zich bezighouden met
3. ziek maken of beschadigen

Een camper is (als het ware) een huisje op wielen.

1. belangrijk en invloedrijk
2. je kunt het ermee vergelijken
3. opgelucht

De voorzitter heeft nog geen (reactie) gegeven op de geruchten.

1. commentaar
2. motief
3. opvatting

Of het een goed idee was, zal na de bijeenkomst (duidelijk worden).

1. blijken
2. citeren
3. tegenspreken

Mijn vader vindt het leuk om een uitgebreide maaltijd te … ..

1. Bereiden
2. Berijden

Ik … mijn geld terug!

1. ijs
2. eis

Welk onderdeel wil je de volgende les nog besproken hebben?

Zinsontleding

Woordsoorten

Werkwoordspelling

overige spelling

Homoniem-homofoon

Fijne vakantie!