3H - les 31

Programa
  1. Controlar los deberes 
  2. Verbos irregulares
  3. TENER QUE
  4. Trabajamos
  5. Deberes
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programa
  1. Controlar los deberes 
  2. Verbos irregulares
  3. TENER QUE
  4. Trabajamos
  5. Deberes

Slide 1 - Slide

Deberes
Leren en kennen: de 3 groepen onregelmatige ww
Leren: voca 6.1 en 6.2 en 6.3 NL-SP
Leren: roze wwblad 25-50 SP-NL

timer
7:00

Slide 2 - Slide

Werkwoorden met klankverandering in de stam 

Hay 4 grupos:
1.  cerrar (e >ie)
2. poder ( o>ue)
3. jugar (u>ue)
4. pedir (e>i)

Slide 3 - Slide

Sluiten
betekent in het Spaans....
A
salir
B
cerrar (ie)
C
pedir(i)
D
abrir

Slide 4 - Quiz

Zetten/leggen
betekent in het Spaans....
A
conocer
B
pensar (ie)
C
poner
D
ver

Slide 5 - Quiz

Terugkomen,
betekent in het Spaans....
A
dormir (ue)
B
dar
C
volver (ue)
D
preferir (ie)

Slide 6 - Quiz

zich herinneren
betekent in het Spaans
A
probar (ue)
B
recordar (ue)
C
sentir (ie)
D
dormir (ue)

Slide 7 - Quiz

doen/ maken
betekent in het Spaans
A
ver
B
entender (ie)
C
comenzar (ie)
D
hacer

Slide 8 - Quiz

1 Yo (pensar-ie) mucho en ti
2 La clase ( él/ comenzar-ie) a las ocho y veinte.
3 Ahora (vosotros/ entender-ie) esta tarea
4 No ( tú/ perder-ie) ese libro, porque es de mi padre
5 Nosotros (venir-ie) de Uithoorn y ellas ( volver-ue) de Ámsterdam
6 Yo no (conocer) a ese tío; yo (preferir-ie) trabajar solo
7 Ya yo (saber); yo (volver-ue) más tarde porque ella (dormir-ue) ahora
VERVOEG HET ONREGELMATIGE WERKWOORD TUSSEN DE HAAKJES

Slide 9 - Open question

TENER + QUE
Tener (hebben)
tener + que = moeten

REGEL:  tener + que + HEEL WERKWOORD (infinitief)

bv: tengo que ir al campo de fútbol 
(ik moet naar het voetbalveld gaan) 
>> letterlijk zeg je :
TENGO     QUE                            IR          AL CAMPO DE FÚTBOL
 Ik heb     de verplichting om te   gaan       naar het voetbalveld

Slide 10 - Slide

vervoegen...
yo tengo que  (ik moet)
tu tienes que  (jij moet)
él, ella, usted tiene que (hij, zij, u moet)
nosotros tenemos que (wij moeten)
vosotros tenéis que (jullie moeten)
ellos, ellas usted tienen que (zij moeten, u moet)
....gevolgd door nog een ander heel werkwoord.

Slide 11 - Slide

Maak nu 2 zinnen met gebruik van
tener + que + heel werkwoord

Slide 12 - Open question

 Uitdrukkingen met Tener 

  1. tener frío
  2. tener calor
  3. tener sueño
  4. tener hambre
  5. tener años
  6. tener sed
  7. tener miedo
  8. tener cuidado
  9. tener suerte
  10. tener razón
Wat betekenen deze uitdrukkingen, denk jij? 
Schrijf ze op in je schrift

Slide 13 - Slide

Trabajamos
Maken: C6 --> Bron B  (online leergang - magister)
  


Daarna: voca leren quizlet U6

Slide 14 - Slide

Deberes
Leren: onregelmatige ww
Leren: voca 6.1 & 6.2 & 6.3
Leren: Roze werkwoordenblad 25 ™ 50 S-N
Maken:  C6 --> Bron B (online leergang - magister)

Slide 15 - Slide