Les 14 Taallab (klinkerbotsing + voornaamwoorden)

Les 14 
Taallab 
(klinkerbotsing + voornaamwoorden)
1 / 42
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 14 
Taallab 
(klinkerbotsing + voornaamwoorden)

Slide 1 - Slide

Les 14 
Taallab 

Klinkerbotsing

Slide 2 - Slide

Klinkerbotsing
Neem de theorie op p. 155 erbij en maak de volgende oefeningen verder af: 

  • Oefening 1 p. 155
  • Oefening 2 p. 156
  • Oefening 3 p. 156
  • Oefening 4 p. 156
  • Oefening 5 p. 157

==> Ga nadien naar de volgende slide voor de volgende opdracht.

Slide 3 - Slide

Les 14 
Taallab 

De voornaamwoorden

Slide 4 - Slide

De voornaamwoorden

Bekijk de theorie nog eens opnieuw op de volgende slides en op p. 159 en p. 160. 

Volg nadien de instructies op de slides.

Slide 5 - Slide

De voornaamwoorden
Drie soorten: 

- Aanwijzend voornaamwoord
- Onbepaald voornaamwoord 
- Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 6 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord (p. 159)
  • Aanwijzend voornaamwoord

--> Duidt aan waar iemand of iets ligt

- Deze
- Die
- Dit
- Dat
- Zo'n
- Zulke


 

Slide 7 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord (p. 159)
  • Aanwijzend voornaamwoord

--> Kan zelfstandig en bijvoeglijk worden gebruikt 

- Zelfstandig: bv. Deze neem ik. 
- Bijvoeglijk: bv. Deze trui neem ik.

- Zelfstandig: bv. Die wil ik kopen. 
- Bijvoeglijk: bv. Die tas wil ik kopen.


 

Slide 8 - Slide

Onbepaald voornaamwoord (p. 160)
  • Onbepaald voornaamwoord

--> Verwijzen naar personen of dingen die je niet nauwkeurig wilt of kunt aanduiden of mensen in het algemeen

- niemand
- wat
- iets
- iemand 
- alles
- elke 
- ieder



 

Slide 9 - Slide

Onbepaald voornaamwoord (p. 160)
  • Onbepaald voornaamwoord

--> Zelfstandig of bijvoeglijk gebruikt worden 

- Zelfstandig: Bv. Iemand moet jou gezien hebben. 
- Bijvoeglijk: Bv. Elke deelnemer krijgt een prijs. 

- Zelfstandig: Bv. Is alles ingepakt? 
- Bijvoeglijk: Bv. Ieder huisje heeft zijn kruisje.




 

Slide 10 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord (p. 160)
  • Betrekkelijk voornaamwoord

--> Verwijzen naar iets of iemand uit het deel van de zin dat net voorafging
--> Iets of iemand = antecedent

- dat = na HET-woorden

Bv. Ik luisterde naar het verhaal dat hij me vertelde.

- die = na DE-woorden

Bv. Zie je de auto die daar staat?




 

Slide 11 - Slide

De voornaamwoorden
Oefening 3 op p. 161

Benoem het gekleurde deel in de zin. Beantwoord eerst de Lessonup en schrijf nadien het antwoord in de cursus op p. 161. 

- Betrekkelijk voornaamwoord: btvn
- Aanwijzend voornaamwoord: avn
- Onbepaald voornaamwoord: ovn

Slide 12 - Slide

De hond die daar rondloopt, is van mij.
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord

Slide 13 - Quiz

Heb je ooit al zo’n groot kasteel gezien?
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord

Slide 14 - Quiz

We hebben allemaal soms een mindere dag
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord

Slide 15 - Quiz

De fans die op de eerste rij stonden, gilden luid.
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord

Slide 16 - Quiz

Met zulke schoenen zul je niet ver kunnen stappen.
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord

Slide 17 - Quiz

Heb je alles verzameld?
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord

Slide 18 - Quiz

Het meisje dat op de foto staat, is mijn nichtje.
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord

Slide 19 - Quiz

De voornaamwoorden
Oefening 3 op p. 161

Maak nu de rest van de oefening in de cursus en verbeter nadien. (zie volgende slide)

Slide 20 - Slide

De voornaamwoorden
Oefening 3 op p. 161

- 1 = btvn                  - 7 = btvn                  - 13 = btvn
- 2 = avn                   - 8 = btvn                  - 14 = ovn
- 3 = ovn                   - 9 = avn                    - 15 = avn
- 4 = btvn                 - 10 = ovn
- 5 = avn                   - 11 = ovn
- 6 = ovn                   - 12 = avn


Slide 21 - Slide

De voornaamwoorden
Oefening 4 op p. 162

Vul de zin aan met een passend voornaamwoord. 
Maak de oefening eerst via Lessonup. Schrijf nadien het antwoord op in de cursus op p. 162. 

Slide 22 - Slide

Wat een mooie rugzak! Waar heb je ... gekocht?
A
dat
B
die

Slide 23 - Quiz

Ik wil je ... vragen.
A
iemand
B
iets

Slide 24 - Quiz

Het geheim ... ik aan jou vertelde, moet je goed bewaren.
A
dat
B
die

Slide 25 - Quiz

Heeft er ... een flesje water bij zich?
A
zo'n
B
dat
C
iemand

Slide 26 - Quiz

Ik heb ... papiertje niet op straat gegooid
A
dit
B
die

Slide 27 - Quiz

De voornaamwoorden
Oefening 4 op p. 162

Maak nu de rest van de oefening in de cursus en verbeter nadien via Pelckmans Portaal.

Slide 28 - Slide

De voornaamwoorden
Oefening 5 op p. 162

Tot welke soort behoren de gekleurde voornaamwoorden? Maak de oefening eerst via Lessonup. Schrijf nadien het antwoord op in de cursus.

Slide 29 - Slide

Zo’n lange wandeling heb ik nog nooit gemaakt.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
onbepaald voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 30 - Quiz

Je bent iemand die veel talent heeft!
A
aanwijzend voornaamwoord
B
onbepaald voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 31 - Quiz

Ik geloof niets van wat hij zegt.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
onbepaald voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 32 - Quiz

Je moet je fietslicht aansteken in het donker. Dat heb ik al vaak gezegd.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
onbepaald voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 33 - Quiz

De voornaamwoorden
Oefening 5 op p. 162

Maak nu de rest van de oefening in de cursus en verbeter nadien via Pelckmans Portaal.

Slide 34 - Slide

De voornaamwoorden
Maak nu de volgende oefeningen direct in de cursus en verbeter via Pelckmans Portaal. 

  • Oefening 6 p. 163
  • Oefening 7 p. 163

Ga nadien naar de volgende slide voor oefening 8 op p. 164.

Slide 35 - Slide

De voornaamwoorden
Oefening 8 op p. 163

Plaats de gekleurde voornaamwoorden op de juiste plaats in de tabel. Maak de oefening eerst via Lessonup. Schrijf nadien het juiste antwoord op in de cursus op p. 163.

Slide 36 - Slide

Dit (1) zijn de populairste gerechten op Deliveroo in België.
A
aanwijzend voornaamwoord: zelfstandig
B
aanwijzend voornaamwoord: bijvoeglijk
C
onbepaald voornaamwoord: zelfstandig
D
onbepaald voornaamwoord: bijvoeglijk

Slide 37 - Quiz

Heb je niets (2) in de koelkast staan en zijn alle koekjes en chips opgegeten?
A
aanwijzend voornaamwoord: zelfstandig
B
aanwijzend voornaamwoord: bijvoeglijk
C
onbepaald voornaamwoord: zelfstandig
D
onbepaald voornaamwoord: bijvoeglijk

Slide 38 - Quiz

Heb je niets in de koelkast staan en zijn alle (3) koekjes en chips opgegeten?
A
aanwijzend voornaamwoord: zelfstandig
B
aanwijzend voornaamwoord: bijvoeglijk
C
onbepaald voornaamwoord: zelfstandig
D
onbepaald voornaamwoord: bijvoeglijk

Slide 39 - Quiz

Dat (4) is geen probleem
A
aanwijzend voornaamwoord: zelfstandig
B
aanwijzend voornaamwoord: bijvoeglijk
C
onbepaald voornaamwoord: zelfstandig
D
onbepaald voornaamwoord: bijvoeglijk

Slide 40 - Quiz

één klik en die (5) maaltijd waar je zo naar snakt, is onderweg.
A
aanwijzend voornaamwoord: zelfstandig
B
aanwijzend voornaamwoord: bijvoeglijk
C
onbepaald voornaamwoord: zelfstandig
D
onbepaald voornaamwoord: bijvoeglijk

Slide 41 - Quiz

De voornaamwoorden
Oefening 8 op p. 164

Maak nu de rest van de oefening in de cursus en verbeter nadien via Pelckmans Portaal.

==> Je bent nu klaar. Is er nog tijd over? Maak dan online oefeningen van les 14 op Pelckmans Portaal.

Slide 42 - Slide