Klas 3

Signaalwoorden en tekstverbanden
De brug - lezen (blz. 246-250
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Signaalwoorden en tekstverbanden
De brug - lezen (blz. 246-250

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Signaalwoorden en tekstverbanden
Wat 'verbindt' een tekstverband?
Wat geeft een signaalwoord aan?

Lees de theorie op blz. 246-247
timer
2:00

Slide 3 - Slide

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden maar, toch en echter?
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Samenvattend verband
D
Toelichtend verband

Slide 4 - Quiz

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden want en omdat?
A
Samenvattend verband
B
Voorwaardelijk verband
C
Toelichtend verband
D
Redengevend verband

Slide 5 - Quiz

Welk tekstverband zie je in deze zin?
Ik kreeg een hapje en een drankje.
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Vergelijkend
D
Oorzakelijk

Slide 6 - Quiz

In welke zin wijzen de signaalwoorden op een chronologisch verband?
A
Ik wil langskomen, maar ik heb helaas geen tijd.
B
Ik ga eerst sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik kom langs, omdat ik daar zin in heb.
D
Ik kom samen met mijn moeder op bezoek.

Slide 7 - Quiz

Huiswerk
Maken: opdracht 2 (blz. 248-250)
timer
15:00

Slide 8 - Slide

Kies een boek van de kar en ga klaarzitten op je plek:)
timer
3:00

Slide 9 - Slide

Lezen
timer
30:00

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Welk tekstverband zie je tussen de alinea's?

Slide 12 - Open question

Aan welke signaalwoorden zie je dat?

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Lezen - hoofdstuk 1

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Huiswerk
Maken: opdracht 1 & 2 (blz. 13-16)
timer
15:00

Slide 23 - Slide

Welke tekststructuur past het best bij deze titel: 'Het ontstaan van een regenboog'
A
Argumentatiestructuur
B
Aspectenstructuur
C
Verklaringsstructuur
D
Voor- en nadelenstructuur

Slide 24 - Quiz

Welke tekststructuur past het best bij deze titel: 'Kinderen moeten meer sporten op de basisschool'
A
Argumentatiestructuur
B
Aspectenstructuur
C
Verklaringsstructuur
D
Voor- en nadelenstructuur

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Huiswerk
Maken: opdracht 4 & 5 (blz. 17-19)
timer
15:00

Slide 27 - Slide

Lezen
timer
30:00

Slide 28 - Slide

Lezen - hoofdstuk 2

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Huiswerk
Maken: opdracht 4 (blz. 48)
timer
15:00

Slide 34 - Slide

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 35 - Slide


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 36 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 37 - Quiz

 Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 38 - Slide