Zinsvolgorde. oefenen met beeld

Vandaag
Oefenen met zinnen schrijven.

in de goede volgorde....
 
 
😎
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Vandaag
Oefenen met zinnen schrijven.

in de goede volgorde....
 
 
😎

Slide 1 - Slide

VOEGWOORDEN!
In het Nederlands maak je 2 zinnen aan elkaar met een 

VOEGWOORD / VERBINDINGSWOORD.
maar, of, en, want, dus
omdat, hoewel, tenzij, zodat, doordat....



Slide 2 - Slide

Volgorde
Bij de meeste voegwoorden verandert de woordvolgorde: het werkwoord komt achteraan in de tweede zin:

Ik hou van voetbal, terwijl ik niet van paardrijden hou.
Ik zit op school, omdat ik iets wil leren

Slide 3 - Slide

Bij welke voegwoorden blijft de volgorde in de zin hetzelfde?
A
en maar want omdat of
B
en maar want of dus
C
en maar want of als
D
en maar want omdat als

Slide 4 - Quiz

Studenten komen met de fiets .... het heel slecht weer is
A
als
B
tenzij
C
hoewel
D
omdat

Slide 5 - Quiz

Ze voelt zich beter, .... ze beter slaapt
A
want
B
sinds
C
of
D
hoewel

Slide 6 - Quiz

Je kunt goed leren, .... je in de trein zit
A
toen
B
nadat
C
als
D
of

Slide 7 - Quiz

.... we op school waren, moesten we meteen naar huis.
A
als
B
toen
C
hoewel
D
omdat

Slide 8 - Quiz

Wat doen de mensen?
Maak een hele zin!

Slide 9 - Open question

Wat doet de jongen?
Maak een hele zin!

Slide 10 - Open question

Wat doet de kok?
Maak een hele zin!

Slide 11 - Open question

Wat doet de baby? Schrijf 2 zinnen met voegwoord WANT.

Slide 12 - Open question

Wat doet de mevrouw? Schrijf 2 zinnen met voegwoord ALS

Slide 13 - Open question

Wat doen de mensen? Schrijf 2 zinnen met voegwoord TERWIJL.

Slide 14 - Open question

Wat doet de kat? Schrijf 2 zinnen met voegwoord ALS.

Slide 15 - Open question

Wat doet de meneer? Schrijf 2 zinnen met 1 voegwoord.

Slide 16 - Open question

Wat doet de mevrouw? Schrijf 2 zinnen met voegwoord.

Slide 17 - Open question

Wat vond je van de les?
A
Leuk en makkelijk
B
Leuk en moeilijk
C
Niet leuk en makkelijk
D
Niet leuk en moeilijk

Slide 18 - Quiz

Wat doet de mevrouw? Schrijf 2 zinnen met 1 voegwoord.

Slide 19 - Open question

Wat doen de meisjes? Schrijf 2 zinnen met 1 voegwoord.

Slide 20 - Open question

Wat doen de meisjes?
Maak een hele zin!

Slide 21 - Open question