This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Woordvolgorde in samengestelde zinnen
Slide 1 - Slide
in deze les leer je
wat samengestelde zinnen zijn
hoe de volgorde in samengestelde zinnen is
verschillende voegwoorden om zinnen mee aan elkaar te 'voegen'
Slide 2 - Slide
Voegwoorden
In het Nederlands kun je twee zinnen aan elkaar maken (voegen) tot een lange zin, met voegwoorden. Een lange zin met twee persoonsvormen heet een samengestelde zin.
Bijvoorbeeld:
zin 1: ik houvan voetbal.
zin 2:ik ben dol op paardrijden.
Aan elkaar voegen met EN:
zin3: Ik hou van voetbal en ik ben dol op paardrijden.
Slide 3 - Slide
Welke voegwoorden ken je? Typ er een aantal.
Slide 4 - Open question
Welke bewering past het beste bij jou?
A
Ik schrijf alleen korte zinnen en gebruik geen voegwoorden
B
Ik kan de voegwoorden en, maar, of correct gebruiken
C
Ik kan ook moeilijkere voegwoorden gebruiken: als, hoewel, daardoor, terwijl
D
Ik probeer lange zinnen, maar vind de woordvolgorde in lange zinnen moeilijk
Slide 5 - Quiz
Volgorde
Bij de meeste voegwoorden verandert de woordvolgorde: het werkwoord komt achteraan in de tweede zin:
Ik hou van voetbal, terwijl ik niet van paardrijden hou.
Ik zit op school,omdatik iets wil leren
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
De volgorde verandert NIET bij:
en Ik hou van koffie enikhou van thee
maar Ik hou van koffie, maarikhou niet van thee
want Ik hou van koffie, wantikword dan wakker.
of Je houdt van koffie ofje houdt van thee.
dus Ik hou alleen van koffie, dus ik hou niet van thee.
Slide 8 - Slide
Voorbeelden
Zin 1: Ik ga niet naar school Zin 2: ik ben ziek
Ik ga niet naar school wantik ben ziek.
Ik ga niet naar school en ikben ziek.
Ik ga niet naar school omdat ik ziek ben.
Ik ga naar school, tenzijik ziek ben
Slide 9 - Slide
twee filmpjes
Hierna komen twee filmpjes over de woordvolgorde na een voegwoord. Bekijk ze goed. Van welk filmpje leer jij dit het beste?
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Slide 12 - Video
Welk filmpje vind jij prettiger en waarom?
Slide 13 - Open question
De volgorde in de tweede zin verandert niet.
In de tweede zin verandert de woordvolgorde
en
maar
omdat
zodat
Terwijl
dus
want
Slide 14 - Drag question
Welke zin is NIET goed?
A
Ik hou van jou, want je bent lief.
B
Ik hou van mijn broer omdat hij is lief.
C
Ik lees de krant, terwijl ik muziek luister
D
Ik ga naar school, zodat ik veel kan leren.
Slide 15 - Quiz
Welke zin is NIET goed?
A
V1a is een slimme klas, omdat hun meester is ook slim.
B
Tirif komt niet naar school, omdat de bussen niet rijden.
C
Yaroslav is thuis, maar dat vindt hij niet erg.
D
Delina gebruikt het woordenboek, omdat daar mooie zinnen in staan.
Slide 16 - Quiz
In Nederland leren kinderen fietsen...
A
...wanneer ze zijn vijf of zes jaar.
B
...wanneer ze vijf of zes jaar zijn.
Slide 17 - Quiz
Zelf zinnen maken
Je ziet zo twee losse zinnen.
Maak daarmee zelf drie samengestelde zinnen met de drie gegeven voegwoorden.
Let op de betekenis en de woordvolgorde!
Slide 18 - Slide
Jan werkt in de pizzeria. Jan heeft geen tijd voor huiswerk. omdat dus want
Slide 19 - Open question
Voorbeelden van goede zinnen
Janwerkt in de pizzeria, dus Jan heeft geen tijd voor huiswerk.
Jan werkt in de pizzeria, dus heeft Jan geen tijd voor huiswerk.
Jan heeft geen tijd voor huiswerk, wantJan werkt in de pizzeria.
Jan heeft geen tijd voor huiswerk, omdatJan in de pizzeria werkt.
OmdatJan in de pizzeria werkt, heeft Jan geen tijd voor huiswerk. .
Slide 20 - Slide
Yassin houdt van voetballen. Mouaiad is lid van de tennisclub. en maar
Slide 21 - Open question
Voorbeelden van goede zinnen
Artem houdt van voetballen en Estrella is lid van de tennisclub.
Estrella is lid van de tennisclub en Artemhoudt van voetballen.
Artem houdt van voetballen, maar Estrella is lid van de tennisclub
Estrellais lid van de tennisclub, maarArtem houdt van voetballen.
Slide 22 - Slide
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 23 - Open question
Wat wil jij in deze lessen nog graag oefenen bij schrijven?
Slide 24 - Open question
(Huiswerk)opdracht
Schrijf deze week een kort verslag van één dag van de week.
Schrijf minimaal 10 zinnen. Lukt dat goed, probeer dan ook langere samengestelde zinnen te maken
Let op:
onderwerp en persoonsvorm.
woordvolgorde!
Slide 25 - Slide
Hoe nuttig was deze les voor jou? (nuttig = zinnig, je hebt er iets aan). 1 = niet nurttig, 10 is heel nuttig