Formuleren 3 en 4

Welkom!
Pak alvast: Nieuw Nederlands, grammaticaboekje
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Pak alvast: Nieuw Nederlands, grammaticaboekje

Slide 1 - Slide

Deze les
Boek 2!
Formuleren paragraaf 3 en 4
Tijd om boek 2 te kiezen/ lenen 

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...
... kan je op de juiste manier met deze, die, dit en dat verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden;
... kan je op de juiste manier met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. 

Slide 3 - Slide

Wat valt jullie op?
De docent Nederlands was een tijdje ziek. De docent Nederlands raakte daardoor een beetje in de stress over de planning. Gelukkig heeft de docent Nederlands een hele slimme klas en de klas doet goed mee tijdens de les, dus het komt vast wel goed met de toetsweek.

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden
  • Met verwijswoorden kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt. 
  • Zo voorkom je herhaling! En dat leest fijner :)
  • Naar zelfstandige naamwoorden kun je onder andere verwijzen met deze en die of met dit en dat.

Slide 5 - Slide

Deze, die, dit dat 
  • Naar mannelijke of vrouwelijke woorden (dat zijn alle de-woorden) verwijs je met die en deze
  • Die man, deze bibliotheek
  • Naar onzijdige woorden (dat zijn alle het-woorden) verwijs je met dit en dat
  • Dit huis, dat kind
  • Naar een hele zin verwijs je met dat

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Ezelsbruggetje
  • dezE en diE gebruik je bij
    dE-woorden

  • diT en daT gebruik je bij
    heT-woorden




Slide 8 - Slide

De- of het-woord?
  • Je kunt aan een onbepaald lidwoord samen met een bijvoeglijk naamwoord zien of het een de- of het-woord is!
  • Een sterke man > de of het man?
  • Bij een de-woord krijgt het bn blijkbaar een -e, dus: de man
  • Een sterk paard > de of het paard?
  • Bij een het-woord krijgt het bn blijkbaar geen -e, dus: het paard

Slide 9 - Slide

Aan de slag
  • Maak opdracht 1 t/m 3, blz. 234-235
  • Opdracht 3: alleen vier zinnen maken en zelf verwijswoorden onderstrepen
  • 10 minuten
  • Daarna verder naar paragraaf 4

Slide 10 - Slide

Dussss....
  • Met een verwijswoord kun je verwijzen naar een woord dat je eerder hebt gebruikt, zo voorkom je herhaling
  • Naast de woorden deze, die, dit en dat kun je ook verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden. 

Slide 11 - Slide

Verwijswoorden
Mannelijk, enkelvoud:                                 hij, hem, zijn         (die, deze)
Vrouwelijk, enkelvoud:                               zij, ze, haar           (die, deze)
Onzijdig, enkelvoud:                                    het, zijn                  (dit, dat)
Meervoud:                                                        zij, ze, hen, hun   (die, deze)

  • Ik denk dat deze film wel leuk is! Of heb jij hem al gezien?
  • Ik denk dat dit boek wel leuk is! Heb jij het al gelezen?
  • De mediatheek heeft haar klanten uitgenodigd voor de opening. 
  • De paarden rennen erg had. Je kunt ze bijna niet bijhouden. 

Slide 12 - Slide

Aan de slag
  • Maken: opdracht 1 t/m 6, blz. 236-237 (6 mag op je laptop)
  • Opdrachten §3 én §4 nakijken
    (Classroom > antwoordenboek blz. 134-135)
  • Eerst 10 minuten in stilte
  • Klaar? Boek zoeken (in de mediatheek) en alvast H7 en H8 uit het grammaticaboekje 
  • Niet klaar = huiswerk!

Slide 13 - Slide

Even checken
  • Waarom gebruiken we eigenlijk verwijswoorden?
  • Hoe weet je of iets een de- of een het-woord is?
  • Hoe weet je of een de-woord mannelijk of vrouwelijk is?

Slide 14 - Slide

Vooruitblik
  • Plenda dinsdag 12 december:
  • Ne / l&m / Lezen: H7 en H8 Gram. / M: Form §4 opdr. 1-6
  • Zoek ook alvast naar een boek!
  • Toetsstof:
    - NN H6 Formuleren paragraaf 3 en 4
    - Grammaticaboekje H4 t/m H8 (blz. 13-27)
  • Boekopdracht 2 na de vakantie: boekpresentaties

Slide 15 - Slide