Flex uitdaging

Flex uitdaging
1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Flex uitdaging

Slide 1 - Slide

Passé composé -er, être, avoir, faire

Slide 2 - Slide

Stam van parler
A
parler
B
parle
C
parles
D
parl

Slide 3 - Quiz

voltooid deelwoord van parler
A
parler
B
parlé
C
parlè
D
parle

Slide 4 - Quiz

ik heb
A
je suis
B
j'ai
C
j 'avoir

Slide 5 - Quiz

ik heb gegeten
A
j'ai mangé
B
j'ai manger
C
j'ai mange
D
je suis mangé

Slide 6 - Quiz

zij heeft gegeven
A
elle est donné
B
elle a donné
C
elle est donner
D
elle a donner

Slide 7 - Quiz

voltooid deelwoord van être
A
êté
B
être
C
êtes
D
été

Slide 8 - Quiz

ik ben geweest
A
j'ai été
B
je suis été

Slide 9 - Quiz

voltooid deelwoord van avoir
A
eu
B
ue
C
été
D
fait

Slide 10 - Quiz

wij hebben gehad
A
nous avons été
B
nous avons fait
C
nous avons eu
D
nous avez eu

Slide 11 - Quiz

voltooid deelwoord van faire
A
fairé
B
faire
C
fais
D
fait

Slide 12 - Quiz

avoir
=
 hebben
Sleep de juiste vorm van avoir naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
as
avez
a
ai
ont
avons

Slide 13 - Drag question

etre
=
 zijn




Sleep de juiste vorm van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
es
sont
est
êtes
sommes
suis

Slide 14 - Drag question

L'adjectif 

Het bijvoeglijk naamwoord 

Slide 15 - Slide

Waar zegt het bnw iets over?
A
een werkwoord
B
een bijwoord
C
een zelfstandig naamwoord
D
een onderwerp

Slide 16 - Quiz

des adjectifs

Slide 17 - Mind map

Vorm
mannelijk
vrouwelijk 
 m.meervoud  
vr. meervoud
 + e 
+ s     
+ es 

Slide 18 - Slide

een kleine jongen
A
un petit garçon
B
un petite garçon

Slide 19 - Quiz

een klein meisje
A
une petit fille
B
une petite fille

Slide 20 - Quiz

kleine jongens
A
des petits garçons
B
des petites garçons

Slide 21 - Quiz

kleine meisjes
A
des petits filles
B
des petites filles

Slide 22 - Quiz

Bijzondere vrouwelijke vormen
-f           - ve 
vb. un garçon sportif - une fille sportive 
-x            - se
vb. un garçon heureux - une fille heureuse 
8 uitzonderingen 
oud - vieux - vieille                    goed - bon - bonne 
nieuw - nouveau - nouvelle   dik - gros - grosse 
mooi - beau - belle                  wit - blanc - blanche
gek - fou - folle                         lang - long - longue

Slide 23 - Slide

een jaloers meisje
A
une fille jalouxe
B
une fille jalouse

Slide 24 - Quiz

Bijzondere manne
lijke vormen 
enkelvoud :
voorbeeld
 znw begint met
klinker of stomme h
oud - nieuw - mooi 
vieil - nouvel - bel 
vb. een nieuwe vriend -
un nouvel ami 
meervoud : 
bnw op -eau : +x 
nieuw 
nouveau >nouveaux
nieuwe vrienden - 
des nouveaux amis 
bnw op -al          -aux
spécial > spéciaux
speciale vrienden - 
des amis spéciaux

Slide 25 - Slide

een mooie man
A
un beau homme
B
un bel homme

Slide 26 - Quiz

nieuwe spellen
A
des nouveaux jeux
B
des nouveaus jeux

Slide 27 - Quiz

Let op ! Geen extra : 
voorbeelden
e
als znw eindigt op een -e 
un objet rouge - une table rouge 
s
als znw eindigt al op een -s 
un garçon français - des garçons français 
s
als znw eindigt al op een -x 
un vieux bâtiment -  des vieux batiments 

Slide 28 - Slide

Plaats 
Het bnw. staat meestal achter het znw.
De volgende uitzonderingen staan ervoor
beau, bon, joli,
gros, grand, petit,
jeune, vieux, nouveau, 
mauvais, long, haut
premier, dernier 

Slide 29 - Slide

een oude vrouw
A
une vieille femme
B
une femme vieille

Slide 30 - Quiz

een rode trui
A
un rouge pull
B
un pull rouge

Slide 31 - Quiz

een lange weg
A
une longue route
B
une route longue

Slide 32 - Quiz