1AH - Bron H - c.1 ed. 6.1 - 14/10

BONJOUR
Ga zitten en pak je spullen.
Exercice (opdracht):
Vertaal de volgende zinnen in het Frans:
- Hallo hoe gaat het?
- Hoe heet je?
- Waar woon je?



timer
2:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

BONJOUR
Ga zitten en pak je spullen.
Exercice (opdracht):
Vertaal de volgende zinnen in het Frans:
- Hallo hoe gaat het?
- Hoe heet je?
- Waar woon je?



timer
2:00

Slide 1 - Slide

Parler
timer
1:30
Exercice (opdracht):
Stel je vertaalde zinnen aan je klasgenoot. Beantwoord de vragen in het Frans!



Slide 2 - Slide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
Aujourd'hui
Jeudi 17 octobre
1.  But                                  (lesdoel)
2.  Pronom personel       (persoonlijk vnw)
3.  Verbe avoir                  (werkwoord hebben)
4. Travail individuel       (zelfstandig werken)
5.  Evaluation                   (lesdoel check)
But: Ik weet wat de vertaling van de persoonlijke voornaamwoorden is in het Frans. Ik kan het werkwoord avoir vervoegen. We kunnen 10 minuten zelfstandig werken.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij
men
wij
wij
jullie
u
zij
zij

Slide 5 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij
men
wij
wij
jullie
u
zij
zij
je
tu
il
elle
on
on
nous
vous
vous
ils
elles

Slide 6 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord
meervoud
ik
jij
hij
zij
men
wij
je
tu
il
elle
on
on
on heeft 2 betekenissen
vous heeft 2 betekenissen
wij
jullie
u
zij
zij
nous
vous
vous
ils
elles

Slide 7 - Slide

Wij
A
Nous
B
Vous
C
Tu
D
Je

Slide 8 - Quiz

Jij
A
Ils
B
tu
C
Elles
D
vous

Slide 9 - Quiz

Zij meervoud/vrouwelijk
A
Elles
B
Elle
C
Il
D
Ils

Slide 10 - Quiz

ik
A
Elles
B
Elle
C
Ils
D
Je

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Het werkwoord avoir
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben
zij hebben

Slide 13 - Slide

Het werkwoord avoir
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
j'ai
tu as
il a
elle a
on a
on a
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben
zij hebben
nous avons
vous avez
vous avez
ils ont 
elles ont

Slide 14 - Slide

Tu ... une soeur?
A
ai
B
a
C
as
D
avons

Slide 15 - Quiz

Vous ... un cours de français.
A
avons
B
avez
C
ont
D
as

Slide 16 - Quiz

Elles ... les cheveux blonds.
A
ai
B
a
C
avez
D
ont

Slide 17 - Quiz

Il ... un petit chat.
A
a
B
as
C
avez
D
ont

Slide 18 - Quiz

Travail individuel
Qoui?
(Wat) 
Exercices 30ab + 31cdef 
blz. 48-51

Comment?
(Hoe)
Je werkt in stilte. Je mag vragen stellen aan de docent.
Aide
(Hulp)
Bron H blz. 48 + 49
Prêt?
(Klaar?)
1. Kijk je gemaakte werk na. (zie volgende dia's)
2. Oefen het werkwoord met verbuga (zie volgende dia's)

Slide 19 - Slide

Corriger
Je gaat je gemaakte werk zelf nakijken. Ga naar de volgende dia's voor de antwoorden. 
Let op: 
Groen = havo
Geel = vwo

Stel vragen wanneer je iets niet begrijpt!

Slide 20 - Slide

Exercice 30a
1 Ik
2 Hij
3 hij

Exercice 30b
1 tu
2 j’
3 il
4 il

Exercice 31c
1 as 4 avons
2 ai   5 ont
3 a 6 avez



Exercice 31d
1 A
2 B
3 B
4 A

Exercice 31e
1 ai 4 as
2 avons 5 a
3 a 6 ont

Exercice 31f
1 Oui, nous avons une tente.
2 Oui, il a un frère.
3 Oui, j’ai deux chats
4 Oui, nous avons une sœur.
5 Oui, elles ont quatorze/14 ans.
6 Moi, j’ai une grande famille.



Havo

Slide 21 - Slide

Exercice 30a
2 Oui, j’ai un frère et une sœur.
3 Mon frère? Il a 13 ans.
4 Et ma sœur? Elle a 16 ans.


Exercice 30b
1 je
2 tu
3 il
4 elle


Exercice 31d
1 A
2 A
3 A
4 A

Exercice 31e
1 avez 4 ont
2 avons 5 as
3 a 6 ai

Exercice 31f
Réponse type:
2 Non, il a deux sœurs. / Simon a deux sœurs.
3 Non, j’ai une photo (de la Tour Eiffel). / Non, j’ai une photo de l’Arc de Triomphe.
4 Non, nous avons un (grand) frère.
5 Non, elles ont 13 ans. / Clémence et Émilie ont 13 ans.
6 Non, j’ai une petite famille.




VWO

Slide 22 - Slide

Exercice - AVOIR (hebben)
Ga naar www.verbuga.eu (link in de volgende dia)

Stap 1
Vul bij werkwoorden het werkwoord: 
AVOIR in.

Stap 2
Vul bij tijden de tijd: PRÉSENT in

Let op: je mag je boek erbij gebruiken!

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

Evaluation
But: 
Ik weet wat de vertaling van de persoonlijke voornaamwoorden is in het Frans. 
Ik kan het werkwoord avoir vervoegen. 
We kunnen 10 minuten zelfstandig werken.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide