Les 2 VWO 2


El programa de hoy:

Terugblik: is het geluk met je huiswerk? 

Lesdoel: Vertellen wat je wel en niet leuk vindt

-Introductie Unidad 4 "Me gusta bailar" p. 54-55  

- Oefenen met eigen hobby's  


1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


El programa de hoy:

Terugblik: is het geluk met je huiswerk? 

Lesdoel: Vertellen wat je wel en niet leuk vindt

-Introductie Unidad 4 "Me gusta bailar" p. 54-55  

- Oefenen met eigen hobby's  


Slide 1 - Slide

 Huiswerk: is het gelukt? 
Heb je alles kunnen downloaden? =IBOOK en WOORDENLIJST

Slide 2 - Slide

Wat zijn je hobby's? 
Wat vind je leuk om te doen? 
Wat vind je lekker om te eten? 
Ik hou van lezen. 
Ik hou van yoga.
Ik hou niet van koken.  

Slide 3 - Slide

Las partes del cuerpo y doler (ue)
Bijv: Me duele la cabeza.
Me duele + zelfstandig naamwoord in enkelvoud                                  
Me duelen + zelfstandig  naamwoord in meervoud
Bijv: Me duelen las manos.

Slide 4 - Slide

doler

 (a mí) me
 (a ti) te
(a él, ella, usted) le
(a nosotros, nosotras) nos
(a vosotros, vosotras) os
(a ellos, ellas, ustedes) les

Me duelen los pies 
pijn doen

duele / duelen
duele / duelen
duele / duelen
duele / duelen
duele / duelen
duele / duelen

Me duele la espalda. 

Slide 5 - Slide

¿Qué le duele? 

Slide 6 - Slide

1. Tiene fiebre
2. Está resfriado
3. Le duelen las muelas
4. le duele la espalda
5. le duele la cabeza
6. le duele el estómago
7 le duelen los ojos
8. le duele la rodilla

Slide 7 - Slide

Gustar
Me  gusta
Te   gusta
Le    gusta
Nos gusta
Os   gusta 
Les  gusta 
Gustar 
gust
gustas 
gusta
gustamos
gustáis
gustan

Slide 8 - Slide

Gebruik van GUSTAR
gustar betekent leuk vinden of houden van
zelfstandig naamwoord

- bij enkelvoud = me gusta
me gusta el perro

- bij meervoud = me gustan
me gustan los perros
werkwoord

- me gusta
me gusta bailar
me gusta comer
me gustar jugar

Slide 9 - Slide

LOS DEBERES: LAS RESPUESTAS
28A
1. Ik vind hotels leuk.
2. Vind jij kamperen leuk?
3. Vinden jullie pizza lekker?
4. Ja, wij houden van Italiaans eten.
5. Wat voor soort muziek vind jij leuk?
6. Ik vind de liedjes van Manu Chao leuk.

28B
1. salir y tocar la guitarra
2. la música clásica y la música pop
3. el deporte
4. jugar al tenis
5. tipos de deportes
28C
1. gusta
2. gustan
3. gusta
4. gusta
5. gustan

28D
1. gusta
2. gusta
3. gustan
4. gusta
5. gusta
6. gustan

Slide 10 - Slide

Me gusta bailar
1. A mí me gusta escuchar música.
2. A mí me gusta jugar al fútbol y hacer deporte. 
3. A mí me gustan los juegos de estrategia. 
4. A mí me gusta dibujar. 
5. A mí me gusta tocar la guitarra. 
6. A mí me gusta chatear con mis amigos. 
Koppel de plaatjes aan de zinnen.Gebruik het woordenlijst blz. 116. 

Slide 11 - Slide

¿Qué te gusta hacer? blz. 56
Me gusta dibujar. 
A mí me gusta dibujar. 

1. A Welke activiteiten zie je niet in de plaatjes? 
B. Schrijf 3 dingen die je leuk vindt en 3 dingen die je niet leuk vindt. 
Me gusta entrar en Facebook/ No me gusta bailar. 


Slide 12 - Slide

Afsluiting 
Wat is het verschil tussen 'me gusta en me gustan?' 

Me gusta hacer los deberes. 
Me gustan los deberes.

Slide 13 - Slide

Los deberes
- Leer QUIZLET Vocabulario p. 54-55 & 4.1 (Je mag ook leren met je woordenlijst)
 -Kijk naar een video en oefen het uitspraak: IBOOK LES 2

Slide 14 - Slide