31/8 Lezen par. 2 + uitleg boekopdr. 1

Welkom!
Pak alvast: Laptop, Nieuw Nederlands, Theorie Lezen brugklas, schrift/ pen
Laptops blijven nog dicht

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Pak alvast: Laptop, Nieuw Nederlands, Theorie Lezen brugklas, schrift/ pen
Laptops blijven nog dicht

Slide 1 - Slide

Deze les
Even opfrissen
Lezen §2: tekstverbanden en signaalwoorden
Uitleg boekopdracht 1


Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je kent het chronologisch, concluderend, opsommend, samenvattend, tegenstellend en toelichten verband;
  • Aan de hand van signaalwoorden herken je deze tekstverbanden. 

Slide 3 - Slide

Even opfrissen
Lees in het overzicht met theorie uit de brugklas: 
'Formuleren: verbanden en signaalwoorden in teksten'

Slide 4 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Wat is een tekstverband?
  • Bepaalde samenhang in een tekst > In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea’s met elkaar samen.

Wat is een signaalwoord?
  • Een woord dat een bepaald tekstverband aangeeft.

Slide 5 - Slide

Waarom signaalwoorden?
Met signaalwoorden koppel je woorden, zinnen en alinea's aan elkaar. Zo zorg je voor een duidelijke rode draad in een tekst. Dit maakt het voor de lezer makkelijker om de schrijver te volgen en de tekst juist te interpreteren.


Slide 6 - Slide

Chronologisch verband
  • Een chronologisch verband geeft de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde aan.
  • Daarna, eens, inmiddels, later, nu, vervolgens...
  • Voorbeeld: 'Eerst drink ik een kopje koffie, daarna zet ik thee en vervolgens maak ik ontbijt klaar.'

Slide 7 - Slide

Concluderend verband
  • Bij een concluderend verband trekt de auteur een conclusie uit eerdere informatie in de tekst.
  • Dus, daarom, kortom, al met al, dan ook...
  • Voorbeeld: 'Dit jaar wil ik graag twee keer op vakantie. Ik zal dus wel extra veel moeten werken om dit te kunnen betalen.'

Slide 8 - Slide

Opsommend verband
  • Bij een opsommend verband worden bepaalde zaken achter elkaar beschreven.
  • Bovendien, daarnaast, en, ook, ten eerste, verder...
  • Voorbeeld: 'Ik hou van chocola en koekjes. Ook vind ik chips heel lekker. Verder kan ik nootjes altijd wel waarderen.'

Slide 9 - Slide

Samenvattend verband
  • Bij een samenvattend verband geeft de auteur een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst. 
  • Al met al, kortom, met andere woorden, samengevat
  • Voorbeeld: 'Het bestuur wil strenge maatregelen nemen tegen de speler. De spelersraad vindt dit overdreven en de leider van het team denkt dat een waarschuwing voldoende is. Kortom, het is nog onduidelijk hoe dit gaat aflopen.'

Slide 10 - Slide

Tegenstellend verband
  • Een tegenstellend verband laat tegenovergestelde zaken zien. 
  • Aan de ene kant ... aan de andere kant, daarentegen, echter...
  • Voorbeeld: 'Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.'

Slide 11 - Slide

Toelichtend verband
  • Bij een toelichtend verband wordt extra informatie bij een onderwerp gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld. 
  • Als, bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals...
  • Voorbeeld: 'Te veel suiker eten is niet goed voor je. Het zorgt bijvoorbeeld voor overgewicht.'

Slide 12 - Slide

Oefenen
We gaan een kleine quiz doen om jullie kennis te testen!

Slide 13 - Slide

Wat is een functie van signaalwoorden?
A
ze geven aan dat er iets belangrijks wordt vermeld in de zin
B
ze maken duidelijk wat het onderwerp van de tekst is
C
ze maken duidelijk welke relaties tekstdelen met elkaar hebben

Slide 14 - Quiz

'Verder, ook , daarnaast, ten eerste' zijn signaalwoorden die horen bij een:
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
toelichtend verband

Slide 15 - Quiz

'Al met al, daarom, dus, dat houdt in' zijn signaalwoorden die horen bij een:
A
samenvattend verband
B
toelichtend verband
C
concluderend verband

Slide 16 - Quiz

'Mijn broertje houdt erg van voetbal. Ik daarentegen dans liever.'
Welk tekstverband herken je?
A
Tegenstelling
B
Vergelijking
C
Conclusie
D
Voorwaarde

Slide 17 - Quiz

Volgende les > volgende tekstverbanden

Slide 18 - Slide

Fictie
  • Boek 1: spannend boek!
  • Boekopdracht 1: twee delen 

Slide 19 - Slide

Boekopdracht 1
  • Bij het eerste leesboek van dit jaar maak je een opdracht 
  • De opdracht bestaat uit twee delen
  • Wat je moet doen voor boekopdracht 1a, wordt nu uitgelegd 
  • De uitleg over het tweede deel van de boekopdracht volgt nog!

Slide 20 - Slide

Boekopdracht 1a
Drie onderdelen:
  1. Je krijgt in de les uitleg over de trucjes die een schrijver kan gebruiken om spanning te creëren in een verhaal. Maak aantekeningen!
  2. Lees een spannend boek (13+) en houd tijdens het lezen in de gaten wat voor trucjes de schrijver gebruikt om het verhaal spannend te maken. 
  3. Schrijf vervolgens minimaal drie van de door jou ontdekte trucjes op en leg uit hoe dit bijdraagt aan de spanning in het verhaal. 

Slide 21 - Slide

En nu?
  • Nu: boek kiezen en lenen in de mediatheek
  • Al een boek? Reageer op de vraag in Classroom!
  • Daarna mag je iets voor jezelf doen
  • Volgende week: uitleg over de trucjes
  • Als je aan het lezen bent: opschrijven van door jou ontdekte trucjes

Slide 22 - Slide

Vooruitblik
Dinsdag 5 september: 
Spannend boek gekozen en mee naar de les!
We beginnen de les met lezen

Slide 23 - Slide