Neue Kontakte Modalverben

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Maatwerk week 13

Modale werkwoorden

Je mag de werkwoordvervoegingen gebruiken bij deze les.

Noem enkele voorbeelden van de modale werkwoorden (in het Duits).

Bekijk de vervoegingen

Je ziet dat er een klinkerwissel plaatsvindt bij de meervoudsvormen. Dit kun je dus makkelijk onthouden voor de toets. 

Ook zie je dat ICH + ER/SIE/ES dezelfde vorm hebben. Ook dit kun je makkelijk onthouden.

Welke 3 betekenissen heeft mögen?

Welke "moeten" zou je gebruiken in het Duits wanneer je moeder wil dat je boodschappen haalt?

Welke "moeten" zou je gebruiken in het Duits wanneer je naar het toilet zou moeten?

Kijk ook eens naar deze verschillen voor het werkwoord "willen". Voor welke situatie gebruik je dit?

Oefenzinnen modale werkwoorden

Ook hierbij mag je de vervoegingen erbij houden. 

Als je op je telefoon werkt: een ß/Ü/Ä/Ö/Ë maak je door de letter langer ingedrukt te houden. Voor de ß druk je op de "s" (ringel-S)

dürfen - _____ ich das Kleid anprobieren?

können - _______ Sie meine Brille reparieren?

wissen - Er ______ schon, dass sein T-Shirt ein Loch hat.

können - Petra _____ sehr freundlich, aber auch sehr frech sein.

müssen - Du _______ deine Haare schneiden lassen!

wissen - ______ ihr, ob wir sportliche oder elegante Kleidung tragen sollen?

willen - Saskia _____ Locken haben.

leuk vinden - Meine Mutter ______ Ohrringe.

lusten - Ich ________ keinen Orangensaft.

willen - Wir ______ drei graue T-Shirts kaufen.

moeten - Papa hat gesagt, wir _______ oma öfter besuchen.

Zijn er nog vragen?

Zo niet, mag je verder met je werk.