3E Donnerstag, den 15. September 2022 Modalverben

1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Mittwoch, den 14. September 2022
  • Willkommen
  • Lernziele
  • Haben und sein üben
  • Grammatik: Modalverben
  • Hausaufgaben
  • Zum Schluss

Slide 2 - Slide

Lernziele:
  • Je kunt de werkwoorden haben en sein toepassen.
  • Je kent de verschillen m.b.t. het vervoegen tussen zwakke werkwoorden en Modalverben.
  • Je kunt de Modalverben vervoegen.
  • Je kunt de Modalverben toepassen.

Slide 3 - Slide

Wie alt .... , Frau Müller?
A
bist du
B
sind sie
C
seid ihr
D
sind Sie

Slide 4 - Quiz

Es .... viele Vorteile.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 5 - Quiz

Meine Familie ... sehr groß.
A
bist
B
ist
C
sind
D
seid

Slide 6 - Quiz

Meine Cousinen .... ein großes Haus.
A
hast
B
hat
C
haben
D
habt

Slide 7 - Quiz

Es .... 17 Uhr!
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 8 - Quiz

.... Sie Tickets für den Film um acht Uhr?
A
Hast
B
Hat
C
Haben
D
Habt

Slide 9 - Quiz

.... du vielleicht Geld für mich?
A
Habe
B
Hast
C
Hat
D
Haben

Slide 10 - Quiz

.... die Mädchen hübsch?
A
Bin
B
Bist
C
Ist
D
Sind

Slide 11 - Quiz

Wiederholung Grammatik
Was wissen wir noch?
  1. Wat kun je vertellen over de standaarduitgang van zwakke werkwoorden?
  2. Wat kun je vertellen over de uitgangen bij Modalverben?
  3. Wat valt nog meer op bij Modalverben?
  4.  Verschil zwakke werkwoorden en Modalverben!
  5. Wat betekenen de Modalverben?

Slide 12 - Slide

Modalverben: 
Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen. Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn zullen, kunnen, mogen, moeten, willen. 

Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.

In het Duits zijn er ook modale hulpwerkwoorden (modalverben) zoals bijvoorbeeld: willen, können, müssen, mögen, sollen en dürfen. 

Slide 13 - Slide

Modalverben Präsens
De Duitse Modalverben verschillen in twee belangrijke opzichten van de gebruikelijke vervoeging van Duitse werkwoorden:
  1. de enkelvoudige personen (ich, du, er, sie, es) hebben een klinkerwisseling ten opzichte van het meervoud. Bv. 'ich kann' en 'wir können'.
  2. de 1ste (ich) en 3de persoon enkelvoud (er, sie, es) hebben géén uitgang. Bv. 'ich darf' én 'er darf' (dus niet 'darft!').
  3. bij sollen géén klinkerwisseling enkelvourd.
  4. extra bij wissen => enkelvoud ß in plaats van ss

Slide 14 - Slide

Möchten
Stam eindigt op een t!!
Ezelsbruggetje: eindigt de stam op een d/t begint de uitgang altijd met een e. Deze regel geldt ook voor möchten, maar.....

Uitzondering op uitgang:
bij er/sie/es/man → niet et    → e    als uitgang
er/sie/es/man möcht                   er/sie/es/man antwortet

Slide 15 - Slide

Bedeutung Modalverben + möchten:
können
mögen
wissen
dürfen
wollen
müssen
sollen

möchten

Slide 16 - Slide

Hausaufgaben:
Machen Wiederholungsaufgaben:
W4: S182-185 Aufgaben 2, 3, 8 + 10
W6: S154-155 Aufgaben 1, 2 + 3
W8: Seite 160-163 Aufgaben 2, 4, 5, 6, 7 + 8
W10: Seite 168-169 Aufgaben 1, 2, 3 + 4
 
Lernen Grammatik: 
  • haben/sein, 
  • zwakke ww +  ww met stam op -d/-t + verschillende vormen van het voltooid deelwoord.
  • Modalverben
  • Vraagwoorden

Slide 17 - Slide

Zum Schluss
  • Was ist der Unterscheid zwischen schwache Verben und Modalverben?
  • Was bedeutet: dürfen, willen, sollen, müssen, möchten, mögen, wissen u.s.w.?

Slide 18 - Slide

Modalverben üben:

Slide 19 - Slide

Personalpronomen 1e, 3e und 4e Fall
  • Naamvallen
  • Voorzetsels derde naamval
  • Voorzetsels vierde naamval
  • Persoonlijk vnw in de 1e, 3e en 4e naamval

Slide 20 - Slide