3M week 41

3M week 41 les 1
Please sit down, put your books on the table
 and start reading in your reading books. If you didn't bring your reading book start copying the irregular verbs One by one get a chromebook. 
timer
10:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

3M week 41 les 1
Please sit down, put your books on the table
 and start reading in your reading books. If you didn't bring your reading book start copying the irregular verbs One by one get a chromebook. 
timer
10:00

Slide 1 - Slide

If you did your homework lessons 1/2/3 and 4 should be completed

Slide 2 - Slide

Grammar recap
You are going to do the selftest to prepare for the test next lesson. But first a grammar recap!

Slide 3 - Slide

The Past Simple
A
is de tegenwoordige tijd
B
is de simpele verleden tijd
C
is de voltooid verleden tijd
D
is de voltooid tegenwoordige tijd

Slide 4 - Quiz

De regelmatige werkwoorden zet je in de Past Simple door
A
stam + ing
B
stam + s
C
die hebben allemaal een eigenvorm
D
stam + ed

Slide 5 - Quiz

Hieronder zie je onregelmatige werkwoorden die moet je leren. Welke klopt niet
A
have- had
B
see- seen
C
go -went
D
lie- lay

Slide 6 - Quiz

Maak een zin in de Past Simple

Slide 7 - Open question

Maak een vragende zin in de Past Simple

Slide 8 - Open question

Maak een ontkennende zin in de Past Simple

Slide 9 - Open question

Posessive
's voor personen
s' voor personen waarvan het woord op een s eindigt maar niet bij een persoonlijke naam die op een s eindigt. Hans's car!
.....of the....    voor dingen

Slide 10 - Slide

's
s'
..... of the....
parents
Peter
car
Boris
neighbours
the bird

Slide 11 - Drag question

Hoe geef je bezit aan in het Engels bij personen?
A
Peters bike
B
Peter his bike
C
Peter's bike
D
The bike of Peter

Slide 12 - Quiz

Hoe geef je bezit aan bij dingen?
A
The door of the car.
B
The car's door
C
The cars door
D
The car his door

Slide 13 - Quiz

Hoe bij woorden die al op een s eindigen?
A
The car of my parents
B
My parents' car
C
My parents car
D
My parents's car

Slide 14 - Quiz

's
s'
....of...
adventurers
airlines
Boris
basement
businessman
cat
designers
explorer
flight
oceans
planes
police officers
politicians
performer
soldier

Slide 15 - Drag question

conjunctions
Daarvan moet je voornamelijk de betekenis leren

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

and
both and
because
so
but
although
or
either ...or
as soon as
until
when
if
unless
en
zowel als
omdat
dus
maar
alhoewel
of 
of ...of
zodra
tot,totdat
wanneer
als
tenzij

Slide 18 - Drag question

Past Simple
toen-> belangrijk wanneer

regelmatige ww: stam +ed
onregelm ww: 2de rij ormww

Yesterday, last night, in 1993
this morning
Present Perfect
toen-> niet belangrijk wanneer
toen t/m nu
have/ has + volt dw
(stam + ed of 3d rij orww)

already, yet, since, for

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Als het niet belangrijk is wanneer het is gebeurd gebruik je een
A
Simple Past
B
Past Perfect
C
Present Simple
D
Present Perfect

Slide 21 - Quiz

De Present Perfect
A
het is belangrijk wanneer het is gebeurd
B
je gebruikt altijd have/has + voltooid deelwoord
C
is toen
D
is nu

Slide 22 - Quiz

Short answers
For a short answer you repeat the subject and the first verb.

Slide 23 - Slide

Is he your brother?

Slide 24 - Open question

Do you like Engish?

Slide 25 - Open question

Now do the selftest
Next lesson test Unit 2~!!!!

Slide 26 - Slide