W6 FA 3H les online

Bienvenue 3H2
Semaine 6
Du 8 au 12 février
Chapitre 3

1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Bienvenue 3H2
Semaine 6
Du 8 au 12 février
Chapitre 3

Slide 1 - Slide

Les devoirs
Af: Mardi 9 février
Faire: (Dit staat ook in je planner in de ELO.)
Chap 3: ex 27 à 30 en ligne
Chap 4: ex 9 en ligne
Apprendre
Vocabulaire A à H (p. 82 - 84), vocabulaire A à F (p. 125 à 127)
à = tot en met
Het huiswerk maak je in je online werkboek en is af voor de eerste les van volgende week . Het wordt gecontroleerd!



Slide 2 - Slide

La semaine dernière
  • Nous avons fini et corrigé ex 26
  • Nous avons répété poser une question.
  • J'ai expliqué le pronom quel.

Slide 3 - Slide

Cette semaine
  • Nous continuerons avec partie I poser une question.
  • Nous ferons partie J
  • Vous ferez des exercices en ligne.

Slide 4 - Slide

Cette semaine
À la fin de cette semaine......
vous pouvez:
  • poser des questions.
  • utiliser le pronom 'quel'.
  • poser des questions de la culture.
vous savez :
  • du vocabulaire de la francophonie, du travail, de l'école et les matières.


Slide 5 - Slide

En classe
Chapitre 3 'Planète francophone'
Livre de textes p. 44

Partie I      grammaire   poser une question

Slide 6 - Slide

Expliquer
Partie I 'poser une question'
livre de textes p. 44

Er zijn twee soorten vragen:
  1. zonder vraagwoord
  2. met vraagwoord

Slide 7 - Slide

Expliquer
1. zonder vraagwoord
Vraag zonder vraagwoord, kun je op drie manieren stellen:
  • Als gewone zin, vragend uitgesproken.
              Tu connais mon frère?
  • Est-ce que + gewone zin
              Est-ce que tu connais mon frère?

Slide 8 - Slide

Expliquer
1. zonder vraagwoord
  • Inversie
             Connais-tu mon frère?
Let op: inversie alleen toepassen bij ils, elles, vous, nous, on, elle, il, tu & je (pers. voornaamwoorden) en krijgen een extra streepje.
Nous avons = Avons-nous , Tu manges = Manges-tu
Bij il(s), elle(s), on komt er ook een extra -t- tussen bij werkwoorrd met klinker / h (uitspraak).
Elle a = A-t-elle  ,  on parle = parle-t-on

Slide 9 - Slide

Expliquer
2. met vraagwoord

De beste manier:
  • Vraagwoord + est-ce que + gewone zin
                           Où est-ce que tu habites?
Deze manier kan altijd.

Slide 10 - Slide

Expliquer
2. met vraagwoord

Er zijn nog twee manieren, maar die zijn niet bij alle vragen correct:
  • Vraagwoord aan het begin (met inversie):  
                            Où habites-tu?
  • Vraagwoord aan het einde:
                            Tu habites où?
     

Slide 11 - Slide

Expliquer
Quel:  Wat/welke

4 vormen -> past zich aan aan het zelfst. naamwoord
  1. quel         -> mnl enkv       -> quel candidats
  2. quelle     -> vrl enkv          -> quelle pomme
  3. quels      -> mnl mv           ->  quels stylos
  4. quelles  -> vrl mv              ->  quelles chaises

Slide 12 - Slide

Expliquer
Quel:  Wat/welke

Vertaling:
Quel + vorm van être               = wat
Quel + zelfstandig naamw    = welke

Slide 13 - Slide

Traduis:


A
wie
B
wat
C
waar
D
waarom

Slide 14 - Quiz

Traduis:

Qu'est-ce que
A
hoe
B
wat
C
welke
D
wanneer

Slide 15 - Quiz

Traduis:

Hoe
A
quel
B
qui
C
pourquoi
D
comment

Slide 16 - Quiz

Traduis:

Wanneer

A
quel
B
pourquoi
C
combien
D
quand

Slide 17 - Quiz

Traduis:

Hoeveel

A
comment
B
combien
C
pourquoi
D
qui

Slide 18 - Quiz

En de laatste...
Traduis:
Wat

A
Quand est-ce que
B
Qui est-ce que
C
Quel
D
Où est-ce que

Slide 19 - Quiz

En classe
Chapitre 3 'Planète francophone'
Livre de textes p. 44
Livre d'exercice p. 116 & 117

Partie I      grammaire     ex 32

Slide 20 - Slide

En classe
Chapitre 3 'Planète francophone'
Livre de textes p. 45
Livre d'exercice p. 114 & 115

Partie J      phrases clés     ex 35a

Slide 21 - Slide

Les devoirs
Af: Mardi 16 février
Faire: (dit staat ook in de planner in de ELO van Grandes Lignes)
Chap 3: francofolies en ligne 
Chap 4: ex 10, 11, 12 en ligne
Apprendre
Vocabulaire A à H (p. 82 - 84), vocabulaire A à H (p. 125 à 128)
à = tot en met
Het huiswerk maak je in je online werkboek en is af voor de eerste les van volgende week . Het wordt gecontroleerd!



Slide 22 - Slide

Leertips Vocabulaire
  • Leer je woordjes elke dag (10 min). Herhalen, herhalen, herhalen!
  • Begin met het doorlezen van de woordjes.
  • Vervolgens bedek je ze met een blaadje of je hand en overhoor je jezelf (mondeling).
  • Ken je alle woordjes?! Ga dan aan de slag via quizzlet, wrts of via Grandes Lignes online, etc. en overhoor jezelf.
  • Elke week krijg je er een nieuw stukje bij, blijf de eerdere stukjes wel herhalen!

Slide 23 - Slide