H3 HEY 3.1 Elektriciteit en lading

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

3.1 Elektriciteit en lading

Leerdoelen

Je leert hoe lading elektrische verschijnselen veroorzaakt.

Elektrische verschijnselen

Elektrische verschijnselen zijn verschijnselen die te maken hebben met een verschil in lading. 

Elektrische verschijnselen ontstaan doordat ladingen kracht op elkaar uitoefenen. 

Er zijn twee soorten ladingen positief en negatief 

•  positieve lading en negatieve lading trekken elkaar aan. 
•  positieve en positieve lading stoten elkaar af
• negatieve en negatieve lading stoten elkaar af

Ladingen in een deeltje

Atoom heeft positieve protonen (kern)

en negatieve elektronen.

- = meer elektronen dan protonen

+ = meer protonen dan elektronen

Een atoom is neutraal

Stroom

Stroom: bewegende ladingen

basmeelker.nl

Hoe werkt stroom?

In je huis komt de stroom uit een stopcontact en gaat het naar een apparaat toe.

Maar de stroom gaat ook weer vanuit het apparaat terug naar het stopcontact.

Het feit dat stroom van een bron naar een apparaat gaat en weer terug noem je een gesloten stroomkring.

Zonder een gesloten stroomkring kan er nooit stroom lopen, er moet altijd een weg terug zijn naar de stroombron.

Stroom = bewegende lading

Geleiders en isolatoren

Bij elektrische stroom moet de stroom (de elektronen) worden doorgegeven.

Stoffen die de stroom goed doorlaten noemen we geleiders.

Alle metalen en koolstof zijn geleiders

Stoffen die de stroom tegenhouden noemen we isolatoren.

Alle niet metalen zijn isolatoren.

Stroom

elektronen de bewegen door een metaal zijn geleidingselektronen.

Stroomsterkte

Hoe hard de elektriciteit stroomt, noemen we de stroomsterkte.

De stroomsterkte meet je in ampère (A).

Stroomsterkte

Grootheid: Stroomsterkte

Symbool grootheid: I

Eenheid: A (ampère)

Spanning (U)

Op een apparaat staat een spanning.
Dit is de pompkracht wat er voor zorgt dat een apparaat werkt.

grootheid	symbool	eenheid	symbool
spanning	U	volt	V

Tekst

Spanning en Stroomsterkte 

Spanning = energie die de elektronen meekrijgen

Stroomsterkte= aantal elektronen per seconde 

spanning, stroom en weerstand

doorsnede van een stroomdraad
met een vernauwing

Stroomkringmodel

Bewegende elektronen zijn elektrische stroom.

Elektronen bewegen van de minpool naar de pluspool.

De stroom gaat van de pluspool naar de minpool

Elektronen hebben een:

1. Positieve lading
2. Negatieve lading
3. Neutrale lading

Wat is een geleider?

1. Een soort metaal
2. Stoffen waar een elektrische stroom doorheen kan lopen
3. Stoffen waar geen elektrische stroom doorheen kan lopen
4. Een apparaat dat stroom doorgeeft

Wat is geen geleider

1. aluminium
2. ijzer
3. kunstof
4. koper

Stroomsterkte is een grootheid.
Wat is de eenheid voor stroomsterkte?

1. Watt (W)
2. Volt (V)
3. Power (p)
4. Ampère (A)

Spanning is een grootheid.
Wat is het symbool voor spanning?

1. U
2. V
3. W
4. A

De spanning
Noteer de eenheid van de spanning

1. Volt
2. Ampère
3. Ohm
4. Watt

Stroom loopt van plus naar min

1. Waar
2. Niet waar

Aan de slag

Opdracht 6 t/m 11