SE3 Havo 5


Homeostase
Tijdens een marathon verslechtert het inwendig milieu van een sporter, doordat allerlei
waarden in zijn lichaam veranderen. Om zijn lichaamstemperatuur niet te hoog op te laten lopen, verdampt de hardloper veel water uit zweet. Dankzij het hormoon ADH wordt het inwendig milieu weer hersteld.  
- Wat gebeurt er met de osmotische waarde van het bloed door het waterverlies?
- Wat is het doelwitorgaan van het hormoon ADH?

1 / 32
next
Slide 1: Open question
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson


Homeostase
Tijdens een marathon verslechtert het inwendig milieu van een sporter, doordat allerlei
waarden in zijn lichaam veranderen. Om zijn lichaamstemperatuur niet te hoog op te laten lopen, verdampt de hardloper veel water uit zweet. Dankzij het hormoon ADH wordt het inwendig milieu weer hersteld.  
- Wat gebeurt er met de osmotische waarde van het bloed door het waterverlies?
- Wat is het doelwitorgaan van het hormoon ADH?

Slide 1 - Open question


Neusholte
Welke uitspraak over het neusslijmvlies is juist?

A
De ingeademde lucht wordt door dit slijmvlies afgekoeld.
B
De ingeademde lucht wordt door dit slijmvlies vochtig gemaakt.
C
Gevaarlijke stoffen in de lucht worden door cellen in het slijmvlies onschadelijk gemaakt.

Slide 2 - Quiz


Sigarettenrook
Mensen die veel en langdurig roken ontwikkelen een rokershoest. Deze rokershoest ontstaat als de trilharen in de luchtwegen niet goed meer werken. 
Vraag: wat is het nut van een rokershoest?
A
Koolmonoxide wordt uit de luchtpijp verwijderd.
B
Slijm in de luchtwegen wordt omhoog gebracht.
C
Teer wordt uit de longblaasjes verwijderd
D
Trilharen in de ademhalingswegen worden geactiveerd.

Slide 3 - Quiz


In sigarettenrook komt koolstofmonoxide voor. De binding tussen koolstofmonoxide en hemoglobine is 200× zo sterk als die tussen zuurstof en hemoglobine. Waar koolstofmonoxide zit, kan geen zuurstof zitten. Als reactie op de aanwezigheid van koolstofmonoxide wordt de binding tussen hemoglobine en zuurstof sterker. 

Vraag: is deze reactie gunstig of ongunstig voor de zuurstofvoorziening van de weefsels?
Leg je antwoord uit. 


Slide 4 - Open question


Éénsecondewaarde
Lees eerst de Bron hiernaast.
Tycho blaast in één seconde 3,5 L uit en heeft een vitale capaciteit van 5,3 L.
Joke blaast in één seconde 2,9 L uit en heeft een vitale capaciteit van 3,4 L.
Vraag: wie heeft een betere longconditie?
Leg je antwoord uit met een berekening. 




Slide 5 - Open question


Model van de borstkas
Het model in afbeelding 1 stelt een gedeelte van de borstkas van de mens voor. De punten P, Q, R en S zijn aanhechtingspunten van de tussenribspieren.


Vraag: bij welke ademhaling zal de tussenribspier tussen punt S en Q samentrekken ? 

A
bij rustig inademen
B
bij diep inademen
C
bij rustig uitademen
D
bij diep uitademen

Slide 6 - Quiz


Doorbloeding van de nieren

Lees eerst de Bron hiernaast.
Vraag: welk nut heeft het dat de nieren zo goed doorbloed zijn?




Slide 7 - Open question


Ureum

De lever is voorzien van diverse bloedvaten.
Vraag:  in welk van onderstaande bloedvaten is de ureumconcentratie het hoogst?


A
in de leverader
B
in de leverslagader
C
in de poortader

Slide 8 - Quiz

Juist 
Onjuist
Fosfaat
Bekijk de Bron hiernaast. Bepaal of de uitspraak juist of onjuist is en sleep naar het bijbehorende vak:

In punt a (kapsel van Bowman) vindt de ultrafiltratie plaats. 
Als de concentratie fosfaat in het bloedplasma hoger wordt, dan wordt de concentratie fosfaat in de voorurine in verhouding lager. 
De concentratie fosfaat in de voorurine is gemiddeld lager dan in de urine.
De verzamelbuis (b) mondt uit in de holle ader.

Slide 9 - Drag question


Terugresorptie

Lees eerst de Bron hiernaast.
Vindt in de nierkanaaltjes terugresorptie van calciumionen plaats?
Leg je antwoord uit.





Slide 10 - Open question


ADH
De consumptie van alcohol heeft een remmende invloed op het antidiuretisch hormoon (ADH). Georgina drinkt tijdens een feest 1 L mineraalwater en haar vriendin Sophie drinkt 1 L bier.
Hoeveel voorurine en hoeveel urine produceert Georgina?



A
evenveel voorurine als Sophie, maar meer urine
B
evenveel voorurine als Sophie, maar minder urine
C
meer voorurine en minder urine dan Sophier
D
minder voorurine en meer urine dan Sophie

Slide 11 - Quiz


Marsha bezoekt een concert van haar favoriete band. Zij staat vlak voor het podium te dansen als de zanger van de band haar onverwacht op het podium vraagt. Hij vraagt haar voor alle concertgangers een liedje te zingen. Marsha krijgt een rode kleur. Haar hartslag en ademhaling zijn versneld. Deze effecten zijn veroorzaakt door één bepaald hormoon. Als bij Marsha op het podium het glucosegehalte van het bloed zou worden gemeten, zou blijken dat dit anders is dan normaal. 
- Welk hormoon veroorzaakt deze effecten?
- En is het glucosegehalte van het bloed verhoogd of verlaagd?

Slide 12 - Open question


De bof is terug

Lees eerst de Bron hiernaast.
Waarom hadden antibiotica geen nut?




Slide 13 - Open question


De bof is terug

Lees eerst de Bron hiernaast.
Krijn is nooit tegen de bof gevaccineerd en heeft de ziekte nog niet gehad.
Door de activiteit van welke cellen zal hij bij een besmetting van de bof kunnen genezen?




A
alleen B-cellen en T-cellen
B
alleen geheugencellen en B-cellen
C
alleen geheugencellen en T-cellen
D
geheugencellen, B-cellen en T-cellen

Slide 14 - Quiz


Ziek zijn, beter worden

Tom is op 10 maart 2006 geboren. Tijdens een mazelen epidemie in juni 2006 kregen zijn drie broertjes wel mazelen, maar Tom, die borstvoeding kreeg, niet. Zes jaar later (2012) was er weer een mazelen epidemie en toen kreeg Tom wel de mazelen, maar zijn drie broertjes niet.
Vraag: wat is de beste verklaring voor het verschil in reactie van Tom en zijn drie broertjes?





A
In 2006 was Tom op natuurlijke wijze, actief immuun. Zijn broertjes werden toen passief immuun en waren dat in 2012 nog steeds.
B
In 2006 was Tom op natuurlijke wijze, passief immuun. Zijn broertjes werden toen actief immuun en waren dat in 2012 nog steeds.
C
Tom en zijn broertjes zijn allemaal actief immuun geworden, maar op verschillende tijdstippen.
D
Tom en zijn broertjes zijn allemaal passief immuun geworden, maar op verschillende tijdstippen.

Slide 15 - Quiz


Ziek zijn, beter worden

Bij dergelijke kinderziektes als mazelen kan er dus sprake zijn van immuniteit. Bij immuniteit zijn lymfocyten betrokken.

Vraag: hoe herkennen lymfocyten ziekteverwekkers waartegen ze dan vervolgens antistoffen gaan produceren?






A
aan de eiwitten in het celmembraan
B
aan de gifstoffen die ze produceren
C
aan het afwijkende DNA
D
aan hun gedrag

Slide 16 - Quiz


Malaria

Lees eerst de Bron hiernaast.
– Verklaar waardoor de malariapatiënt het bij toenemende koorts koud heeft.
– Verklaar ook waarom hij dan rilt.



Slide 17 - Open question


Antistofvorming
Een hoeveelheid van een specifiek antigeen wordt bij iemand ingespoten.
Bekijk afbeelding 8. Grafiek P geeft het verband aan tussen de hoeveelheid antistof die na de injectie wordt gevormd en de tijd die nodig is voor deze vorming.
Bekijk eerst de Bron hiernaast.
Hoe zal de grafiek eruitzien bij een injectie met een even grote hoeveelheid van hetzelfde antigeen zes maanden later?





A
als grafiek P
B
als grafiek Q
C
als grafiek R
D
als grafiek S

Slide 18 - Quiz

Wel 
Niet
Antistoffen
Hieronder staan 4 situaties genoemd waarbij bij de mens weefsels worden overgebracht.
Bepaal voor elke situatie of de kans bestaat dat het immuunsysteem van de acceptor antistoffen tegen het overgebrachte weefsel of tegen de overgebrachte cellen gaat geproduceerd en sleep naar het bijbehorende vak:


een harttransplantatie
een transfusie waarbij iemand met bloedgroep AB zonder resusantigeen voor de eerste keer bloed krijgt van bloedgroep AB met resusantigeen
een bypassoperatie, waarbij een stukje bloedvat uit een been van patiënt wordt overgebracht naar zijn hart
bij een beenmergtransplantatie waarbij een broer donor is voor zijn zus (acceptor)

Slide 19 - Drag question


Traanvocht

Lees eerst de Bron hiernaast.
- Uit welk gegeven uit de tekst blijkt dat er sprake is van aspecifieke afweer?
-Uit welk gegeven uit de tekst blijkt dat er sprake is van specifieke afweer? 




Slide 20 - Open question


Hulp voor de diabetespatiënt

Lees eerst de Bron hiernaast.
Vraag: wanneer moet een diabetespatiënt de kortwerkende insuline inspuiten?




Slide 21 - Open question


Hulp voor de diabetespatiënt

Lees eerst de Bron hiernaast.
Vraag: hoe noemt men de techniek waarbij men een gen van het ene organisme inbrengt in het genoom van ander organisme? 





Slide 22 - Open question

Wel 
Niet
Hulp voor de diabetespatiënt

Hieronder staan 4 soorten cellen van de mens genoemd.
Bepaal voor elke cel of deze het insulinegen bevat en sleep naar het bijbehorende vak:


alvleeskliercel
levercel
spiercel
witte bloedcel

Slide 23 - Drag question


Hulp voor de diabetespatiënt

Lees eerst de Bron hiernaast.
Noem drie kenmerken in de bouw van de longen waardoor een snelle opname van insuline in het bloed optreedt.





Slide 24 - Open question


Hulp voor de diabetespatiënt

Een insulinemolecuul wordt door de longblaasjes opgenomen en komt zo in het bloed. Noem de bloedvaten en de delen van het hart die dit molecuul passeert om via de kortste weg vanuit de longen in de lever terecht te komen.





Slide 25 - Open question


Hulp voor de diabetespatiënt
Lees eerst de Bron hiernaast en bekijk de tabel
Naar aanleiding van deze tabel worden twee uitspraken gedaan: 
 1 De erfelijke component is bij diabetes type 2 belangrijker dan bij type 1.
 2 De kans op diabetes type 1 hangt alleen af van omgevingsfactoren.


Vraag: welke van deze uitspraken is of welke zijn juist? 






A
geen van deze uitspraken is juist
B
alleen uitspraak 1 is juist
C
alleen uitspraak 2 is juist
D
zowel uitspraak 1 als 2 zijn juist

Slide 26 - Quiz


Razendsnelle evolutie in Tibet
Lees eerst de Bron hiernaast. Alleen Tibetanen die homozygoot zijn voor de mutatie hebben een verlaagde concentratie rode bloedcellen. De concentratie rode bloedcellen van heterozygote Tibetanen is vergelijkbaar met die van Han-Chinezen. Het gen, waarin de mutatie werd aangetroffen, blijkt betrokken te zijn bij het registreren van het zuurstofgehalte in het bloed.
Vraag:  is het mutantgen dominant of recessief? Leg je antwoord uit.







Slide 27 - Open question


Koraal bedreigd!
Lees eerst de Bron hiernaast

De symbiose van koraaldiertjes en algen is een vorm van mutualisme.

Vraag: welk gegeven ontbreekt in bovenstaande tekst om deze symbiose als mutualisme te kunnen benoemen? 








Slide 28 - Open question


Koraal bedreigd!
Lees eerst de Bron hiernaast

Het rif wordt door koraaldiertjes uit kalk opgebouwd. Kalk (CaCO3) is een verbinding met calcium, en maakt dus deel uit van de calciumkringloop.

Vraag: van welke andere kringloop maakt kalk ook deel uit? 









Slide 29 - Open question


Koraal bedreigd!
Voor de teruggang van de koraalriffen worden diverse oorzaken genoemd. Eén daarvan is temperatuurstijging ten gevolge van het versterkte broeikaseffect. Temperatuurstijging leidt tot een verstoring van de fotosynthese bij de algen. De verstoring van de fotosynthese zou veroorzaakt kunnen worden doordat de betrokken enzymen niet meer optimaal werken. Waardoor vermindert enzymwerking als de temperatuur hoger is dan de optimumtemperatuur?










Slide 30 - Open question


Koraal bedreigd!
Lees eerst de Bron hiernaast.
Om deze tweede hypothese te testen werd een tweede experiment uitgevoerd in dit aquarium. Een van de keuzes in dit experiment was zeewater van een gezond koraalrif. 

Noteer wat als andere keuze werd aangeboden in dit tweede experiment. 











Slide 31 - Open question


Koraal bedreigd!

De eigenschap dat de larven van koraalvissen in staat zijn om te
detecteren welk water afkomstig is van gezond koraalrif, is in de loop van de evolutie als gevolg van mutaties ontstaan.
Leg uit hoe het komt dat vrijwel alle huidige larven van koraalvissen deze eigenschap bezitten.










Slide 32 - Open question