This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Lesdoel
- Aan het einde van de les weet je wat incongruentie is.
- Aan het einde van de les kun je incongruentie in een zin herkennen.
- Aan het einde van de les kun je incongruentie in een zin verbeteren.
Slide 2 - Slide
Wat klopt er niet in deze zin? In Nederland wordt softdrugs al heel lang gedoogd.
A
De persoonsvorm en het onderwerp komen in aantal niet overeen
B
Niks, deze zin is gewoon goed
C
Gedoogd is niet goed geschreven
D
De persoonsvorm en het onderwerp horen niet bij elkaar.
Slide 3 - Quiz
Goed of fout?
''Een klein aantal leerlingen hebben een voldoende voor hun toets.''
Slide 4 - Slide
Fout, want:
''Een klein aantal leerlingen hebben''
Een klein aantal = enkelvoud
--> Een klein aantal (...) heeft
Slide 5 - Slide
'De leraren schrijft op het bord.' Klopt deze zin?
Ja!
Nee!
Slide 6 - Poll
Slide 7 - Slide
Incongruentie
Als het getal (enkelvoud/meervoud) van het onderwerp en de persoonsvorm niet overeenkomen, noemen we dat incongruentie
Slide 8 - Slide
Oorzaken
1. Het onderwerp is meervoud, maar wordt voor enkelvoud aan gezien:
* In Nederlands wordt softdrugs al heel lang gedoogd.
Slide 9 - Slide
Oorzaken
2. Het onderwerp lijkt meervoud, maar is enkelvoud, omdat de kern enkelvoud is:
* Een flink aantal bezoekers van het pretpark kwamen op de nieuwe attractie af.
* De helft van de aanwezigen stemden voor het voorstel.
Slide 10 - Slide
Oorzaken
3. De persoonsvorm en het onderwerp staan ver uit elkaar en daartussen staan andere zinsdelen met een ander getal dan het onderwerp:
* Uit de gegevens van het waterleidingbedrijf bleek dat de heer Jansen, net als zijn buren en veel andere inwoners van de stad, veel minder water hadden verbruikt dan in de jaren ervoor.
Slide 11 - Slide
Oorzaken
4. Het meewerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien:
* Omdat de hulpverleners nauwelijks ruimte kregen om hun werk te doen, werden de omstanders verzocht allemaal een stapje achteruit te doen.
(Aan de omstanders wordt [dat] verzocht.)
Slide 12 - Slide
Let op, onderwerp = enkelvoud
een groot deel (van de leerlingen)
een hoop (kinderen)
een kleine groep (leerlingen)
een flink aantal (mensen)
het percentage (voldoendes)
Slide 13 - Slide
Dit woord is een enkelvoud
Dit woord is een meervoud
Media
Aantal
Iedereen
Procent
Slide 14 - Drag question
Een paar echte designerschoenen van een bekende ontwerper .......... op een veiling duizenden euro's op.
A
brengt
B
brengen
Slide 15 - Quiz
Antwoord
Een paar echte designerschoenen van een bekende ontwerper brengtop een veiling duizenden euro's op.
Kijk naar de kern van het onderwerp
Een paar --> enkelvoudig
Persoonsvorm --> enkelvoudig
Slide 16 - Slide
Ik las in de krant dat de Verenigde Staten het klimaatverdrag niet langer ...... steunen.
A
wil
B
willen
Slide 17 - Quiz
Antwoord
Ik las in de krant dat de Verenigde Staten het klimaatverdrag niet langer willen steunen.
Kijk naar (de kern van) het onderwerp
De Verenigde Staten --> meervoud
Persoonsvorm --> meervoud
Slide 18 - Slide
Vul in: ''De media ... gisteren over het ongeluk op de A2.''
A
berichtte
B
berichtten
Slide 19 - Quiz
Goed of fout? ''De zwerm bijen lijkt boos te zijn.''
A
Goed
B
Fout
Slide 20 - Quiz
Vul in: ''Volgens de agent ... de dieven veel geld gestolen.''
A
heeft
B
hebben
Slide 21 - Quiz
Goed of fout? ''Toen ik over de reling keek, zwommen een school vissen voorbij.''
A
Goed
B
Fout
Slide 22 - Quiz
Lesdoel
- Aan het einde van de les weet je wat incongruentie is.
- Aan het einde van de les kun je incongruentie in een zin herkennen.
- Aan het einde van de les kun je incongruentie in een zin verbeteren.