Thema 3 Genetica BS 5 Speciale manieren van overerving

Planning

Oefenen met dihybride kruisingen
Zelfstandig werken aan opdrachten bs 4 en 5

Instructie bs 6: speciale manieren van overerven
Oefenen met multipele allelen, lethale factoren en gekoppelde overerving 



1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Planning

Oefenen met dihybride kruisingen
Zelfstandig werken aan opdrachten bs 4 en 5

Instructie bs 6: speciale manieren van overerven
Oefenen met multipele allelen, lethale factoren en gekoppelde overerving 



Slide 1 - Slide

Opgave 1
Een plant heeft het genotype QqRr. De betrokken genen zijn niet gekoppeld.

Hoe groot is de kans dat een stuifmeelkorrel van deze plant tegelijkertijd het allel q en het allel R bevat?

Slide 2 - Slide

Opgave 1
Een plant heeft het genotype QqRr. De betrokken genen zijn niet gekoppeld.

Hoe groot is de kans dat een stuifmeelkorrel van deze plant tegelijkertijd het allel q en het allel R bevat?
1/2 x 1/2 = 1/4 (25%)

Slide 3 - Slide

Opgave 2
Van een dihybride kruising met 2 cavia's: AABB x aabb
(A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad) worden de F1 dieren onderling gekruist.
Hoe groot is de kans in de F2 op zwarte en ruwharige cavia's


Slide 4 - Slide

Opgave 2

Slide 5 - Slide

Opgave 3
Bij een erwtenplant vindt zelfbestuiving plaats. Hierna ontwikkelen zich 243 zaden aan deze plant: 47 groene ronde, 17 groene hoekige, 44 gele hoekige en 135 gele ronde zaden. Gen symbool kleur:  A of a ; vorm: B of b
a) Is de ouderplant voor de zaadkleur homozygoot of heterozygoot? 
b) Is de ouderplant voor de zaadvorm homozygoot of heterozygoot? 
c) Welk gen is dominant, dat voor groene zaden of dat voor gele zaden? 
d) Welk gen is dominant, dat voor ronde zaden, of dat voor hoekige zaden? 
e) Wat is het genotype van de ouderplant? 

Slide 6 - Slide

Opgave 3
Bij een erwtenplant vindt zelfbestuiving plaats. Hierna ontwikkelen zich 243 zaden aan deze plant: 47 groene ronde, 17 groene hoekige, 44 gele hoekige en 135 gele ronde zaden. 
a) Is de ouderplant voor de zaadkleur homozygoot of heterozygoot?
b) Is de ouderplant voor de zaadvorm homozygoot of heterozygoot?
Groen: Geel = 64:179       (verhouding 1:3)
Hoekig : Rond = 61:182   (verhouding 1:3)
De ouderplant is dus zowel heterozygoot voor de zaadkleur- als de zaadvorm

Slide 7 - Slide

Opgave 3
Bij een erwtenplant vindt zelfbestuiving plaats. Hierna ontwikkelen zich 243 zaden aan deze plant: 47 groene ronde, 17 groene hoekige, 44 gele hoekige en 135 gele ronde zaden. 
c) Welk gen is dominant, dat voor groene zaden of dat voor gele zaden?
d) Welk gen is dominant, dat voor ronde zaden, of dat voor hoekige zaden?
c) Groen: Geel = 64:179 (verhouding 1:3) --> geel is dominant
d) Hoekig : Rond = 61:182 (verhouding 1:3) --> rond is dominant
e) Wat is het genotype van de ouderplant? 
AaBb

Slide 8 - Slide

Opgave 4
Men kruist twee organismen met de volgende genotypen: AaBbCcdd x aaBbccDd. Hoe groot is de kans op een nakomeling die voor alle genen homozygoot recessief is?

Slide 9 - Slide

Opgave 4
Men kruist twee organismen met de volgende genotypen: AaBbCcdd x aaBbccDd. Hoe groot is de kans op een nakomeling die voor alle genen homozygoot recessief is? (aabbccdd)
Aa x aa = 50% kans op aa
Bb x Bb = 25% kans op bb
Cc x cc = 50% kans op cc
dd x Dd = 50% kans op dd
Dus:   1/2 x 1/4 x 1/2 x 1/2  = 1/32  

Slide 10 - Slide

Aan de slag!
Wat:
Basisstof 4: opdr. 35, 36, 38, 39, 41
Basisstof 5: opdr. 45, 47. 49
Tijd:
20 min
Klaar?
Lees basisstof 6: speciale manieren van overerven
Aan de slag!
timer
20:00

Slide 11 - Slide

Basisstof 4: opdr. 35, 36, 38, 39, 41
Basisstof 5: opdr. 45, 47. 49

Slide 12 - Slide

Thema 3 Genetica
Basisstof 6 Speciale manieren van overerven

Slide 13 - Slide

Tot nu toe gehad...
  • Monohybride: Aa x Aa

  • Intermediair: IAIa x IAIa
  • X-chromosomaal: XAXa x XAY
  • Dihybride: AaBb x AABB

Slide 14 - Slide

Vandaag krijg je uitleg over
Speciale manieren van overerven: 
- Letale allelen
- Gekoppelde en ongekoppelde overerving 
   (dihybride kruisingen) 
- Multipele allelen



Slide 15 - Slide

BS6 SPECIALE MANIEREN VAN OVERERVEN
Leerdoelen
3.6.1 Je kunt een kruisingsschema opstellen voor onafhankelijke overerving van multipele allelen, letale factoren en gekoppelde genen en hieruit of uit stambomen de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden.
3.6.2 Je kunt het overervingspatroon uitleggen bij mitochondriale overerving.
3.6.3 Je kunt uitleggen hoe bij geslachtelijke voortplanting voortplantingscellen met een unieke combinatie van genen ontstaan door recombinatie van chromosomen en crossing-over.

Slide 16 - Slide

Multipele allelen
Drie allelen (IA, IB en i) combineren tot 4 bloedgroepen: 
Bloedgroep A:      IAIA of IA
Bloedgroep B:      IBIB of IB
Bloedgroep AB:   IAIB
Bloedgroep 0:      ii 

Slide 17 - Slide

Een vrouw met bloedgroep 0 krijgt een kind met een man met bloedgroep AB. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep A heeft?
timer
3:00

Slide 18 - Open question

Letale allelen
Een allel zorgt ervoor dat een organisme niet levensvatbaar is wanneer het homozygoot (twee maal) aanwezig is. 

Voorbeeld: q is een letaal allel bij muizen. Je kruist twee heterozygote muizen (Qq). 
25% van die nakomelingen heeft genotype qq: die zijn dus niet levensvatbaar. 
Van de overige muizen is 2/3 (66,7%) Qq en 1/3 (33,3%) QQ. 
Q
q
Q
QQ
Qq
q
Qq
qq (dood)

Slide 19 - Slide

p is een letaal allel bij cavia's. Je kruist cavia Pp met cavia Pp. Hoeveel % van de levend geboren jongen heeft genotype Pp?
timer
3:00

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Alle nakomelingen
 in de F1 zijn:        

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Opdracht: Gekoppelde dihybride kruising
Onderzoekers ontdekten dat geen van beren in de F2 een gekrulde bruine vacht hadden of een gladde zwarte vacht. Daarom denken ze dat er sprake is van gekoppelde overerving.

Maak een kruisingsschema, ga er nu van uit dat de allelen gekoppeld zijn. De kruising begint als volgt:
P:     


Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Twee konijnen met lang haar (Aa) en rechtopstaande oren (Bb) die beide heterozygoot zijn voor deze eigenschappen planten zich voort. De genen voor deze eigenschappen liggen op hetzelfde chromosoom. Hoeveel procent van de nakomelingen zal kort haar en flaporen hebben?
timer
5:00

Slide 30 - Open question

Oefenopgave
 Twee konijnen met lang haar (Aa) en rechtopstaande oren (Bb) die beide heterozygoot zijn voor deze eigenschappen planten zich voort. De genen voor deze eigenschappen liggen op hetzelfde chromosoom. Hoeveel procent van de nakomelingen zal kort haar en flaporen hebben? 

25% kans


Slide 31 - Slide

Bij pronkerwten zijn de allelen P en L gekoppeld. 

P = paarse bloemkleur en is dominant over rode bloemen.


Bij stuifmeelkorrels blijken twee vormen voor te komen: 

L = langwerpige stuifmeelkorrels
l = ronde stuifmeelkorrels

Een plant met rode bloemen en rond stuifmeel wordt gekruist met
een ouder die heterozygoot is voor beide eigenschappen:
Wat zijn de verhoudingen van de fenotypes in de F1-generatie?
A
0/100
B
25/75
C
50/50
D
20/80

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Aan de slag!
Wat:
Basisstof 5: opdr. 45, 47. 49 (indien niet af)
Basisstof 6: 54,, 55, 57, 58
Tijd:
20 min
Klaar?
Lees basisstof 7: opvoeding of aanleg
Maak opgave: 65, 68, 69
Aan de slag!
timer
20:00

Slide 35 - Slide