This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Unit 5.2
Ireland
a lesson about
'the green isle'
Slide 1 - Slide
Today
Adverbs of place & time
Goal:know where to put the adverbs in a sentence (woordvolgorde)
Slide 2 - Slide
Adverbs of place and time
Slide 3 - Slide
Adverbs of place and time
adverbs of place (bijwoorden van plaats)
adverbs of time (bijwoorden van tijd)
Slide 4 - Slide
Waar?
Adverbs of place and time komen altijd achteraan in de zin.
Eerst de Plaats en dan de Tijd:
We are going to swim in the lake tomorrow.
My parents are in Nijmegentoday.
I am seeing Pink's new concert at the Ziggo Domein July.
Slide 5 - Slide
Maar:
Als het extra belangrijk is om te vermelden wanneer iets gebeurde dan zet je de verwijzing naar tijd helemaal vooraan in de zin:
In July, we are seeing Pink's new concert in the Ziggo Dome.
On Sunday, the minister announced that schools would be closed for three weeks.
Slide 6 - Slide
TASK
Opdracht 1: slides maken in deze lessonup
Opdracht 2: Huiswerk starten.
Slide 7 - Slide
Opdracht :
Zet bij de volgende opdracht alle woorden in de juiste volgorde om een goede zin te maken. Zorg dat je elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
Veel succes!
Slide 8 - Slide
in the garden / Peter / yesterday / worked
Slide 9 - Open question
am going to see / I / that band / on Friday / in Tivoli
Slide 10 - Open question
this weekend / to go / do you want / to the cinema / ?
Slide 11 - Open question
will go / they / tomorrow / to the zoo / I think
Slide 12 - Open question
my parents / next week / won't go / probably / to work
Slide 13 - Open question
always / in the weekend / watches TV / my little brother