Trillingen: Beweging in golven

Trillingen: Beweging in golven

Leerdoel

Aan het einde van de les kunnen jullie verschillende soorten trillingen herkennen en begrijpen hoe je trillingen in een grafiek kunt weergeven en aflezen.

Wat weet je al over trillingen?

Wat zijn trillingen?

Trillingen zijn periodieke bewegingen heen en weer of op en neer. Voorbeelden zijn een trillende snaar, een pendulum of geluidsgolven.

Soorten trillingen

Er zijn verschillende soorten trillingen, zoals mechanische trillingen, elektrische trillingen en geluidstrillingen.

Trillingen in een grafiek

Trillingen kunnen worden weergegeven in een grafiek waarbij de tijd op de horizontale as staat en de verplaatsing op de verticale as.

Amplitude en frequentie

De amplitude is de maximale uitwijking van de trilling en de frequentie geeft aan hoe vaak de trilling zich herhaalt in een bepaalde tijd.

Praktijkvoorbeelden

Toepassingen van trillingen zijn te vinden in muziekinstrumenten, seismologie en zelfs in medische apparatuur zoals echo's.

Interactieve opdracht

Laat de leerlingen in groepen een grafiek maken van een bepaalde trilling en bespreek vervolgens de resultaten in de klas.

Quiz over trillingen

Beantwoord vragen over trillingen om te testen wat je hebt geleerd.

Welk type trilling treedt op wanneer een object een externe kracht ondergaat?

1. harmonische trilling
2. gedempte trilling
3. gedwongen trilling
4. vrije trilling

Wat is de maximale verplaatsing van een trillend voorwerp vanuit de evenwichtsstand?

1. frequentie
2. golflengte
3. amplitude
4. periode

Wat is de eenheid van amplitude?

1. meter (m)
2. hertz (Hz)
3. newton (N)
4. seconde (s)

Wat is een trilling met een constante frequentie?

1. gedempte trilling
2. harmonische trilling
3. vrije trilling
4. gedwongen trilling

Wat is de formule voor het berekenen van frequentie?

1. frequentie = 1 / periode
2. frequentie = amplitude x golflengte
3. frequentie = periode x amplitude
4. frequentie = tijd / golflengte

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.