woordsoorten quiz.

Welkom klas 4
Woordsoorten
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom klas 4
Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Planning 
Startactiviteit
Leerdoelen
Werk  nakijken
Uitleg met quizvragen
Les afsluiten ( quiz)


Slide 2 - Slide

Leerdoelen

Slide 3 - Slide

Hoe goed beheers jij de leerdoelen al denk je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Welke lidwoorden ken je?

Slide 8 - Open question

Zelfstandige naamwoord:

- mensen

- dieren

- planten

- dingen

- namen

Slide 9 - Slide

Hij heeft een koekje gepakt.
koekje = ...
A
lw
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 10 - Quiz

Hij heeft een koekje gepakt.
Hij = ...
A
zn
B
telw
C
pers vnw
D
bn

Slide 11 - Quiz

Hij heeft een koekje gepakt.
gepakt = ...
A
bn
B
vz
C
zelfst ww
D
ww

Slide 12 - Quiz

Mijn broer heeft veel boeken.
veel = ...
A
bn
B
zn
C
vz
D
telw

Slide 13 - Quiz

Mijn broer heeft veel boeken.
mijn = ...
A
vz
B
bez.vnw
C
pers vnw
D
bn

Slide 14 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord

Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar:


 een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.


ik, hij, zij, het, wij, jullie, ons,

jou, ons, hen, mij, hem..........

Slide 15 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord

Het bvnw geeft een bezit aan. Het komt voor samen met een ZN.


Dat is mijn fiets.

Het is jouw boek.

Daar loopt zijn vader.

Slide 16 - Slide

Let op:

Dat is mijn boek.      bez. vnw.

Dat boek is van mij.   pvnw

Slide 17 - Slide

Mijn vader heeft ons gisteren gebracht.
ONS=...
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 18 - Quiz

Hij bracht ons naar dat feest.

Wat voor soort is het woord HIJ?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Het woord ZEVENDE is een:
A
B
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord

Slide 21 - Quiz

Welke zijn hoofdtelwoorden
A
1.2.3.4.5.6.
B
eerste, laatste, acht
C
die,deze , dit , acht
D
de, het, een.

Slide 22 - Quiz

Aan de slag!
Zie weektaak

Grammatica H3.7: opdracht 1 t/m 11

Slide 23 - Slide

Hij heeft een koekje gepakt.
een = ...
A
lw
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 24 - Quiz

Hij heeft een koekje gepakt.
heeft = ...
A
werkwoord
B
voegwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 25 - Quiz

Vanochtend had ik een lekke band.
lekke = ...
A
telw
B
vz
C
bw
D
bn

Slide 26 - Quiz

Welke klas komt er na jullie klas?
na = ...
A
vz
B
bn
C
vr vnw
D
aanw vnw

Slide 27 - Quiz

Welke klas komt er na jullie klas?
jullie = ...
A
bez vnw
B
vr vnw
C
pers vnw
D
bn

Slide 28 - Quiz

welk telwoord is het?

eerste
A
B
C
Rangtelwoord
D
hoofdtelwoord

Slide 29 - Quiz

Het laatste lesuur zijn wij vrij.
Rangtelwoord:
A
Het
B
lesuur
C
Laatste
D
vrij

Slide 30 - Quiz

telwoord:

Henk weet niets over de tweede serie van Dexter.
A
niets
B
tweede
C
over
D
van

Slide 31 - Quiz

telwoord:

Ik heb maar één koekje uit de bovenste la van de grote kast gepakt.
A
één
B
uit
C
bovenste
D
grote

Slide 32 - Quiz

telwoord:

Voor die populaire film hebben miljoenen mensen al een kaartje besteld.
A
die
B
een
C
populaire
D
miljoenen

Slide 33 - Quiz

Alle leerlingen van de Dean Academy in Engeland kregen plotseling vrij.
alle (woordsoort)
A
B
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord

Slide 34 - Quiz

Mijn vader heeft ons gisteren gebracht.

Wat voor soort is het woord MIJN?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 35 - Quiz

Zijn er vragen?

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link