Leerjaar 2 VOA Economie en handel H5 les 2 Werken in een kantine

• Wereldoriëntatie
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

H5 les 2 

Werken in een kantine

Terugblik les 1:

Wie weet nog wat: Mise en place betekent?

Hygiëne

-Als je met eten werkt, is het eerste wat je moet doen:????

Hygiëne

-Dus eerst handen wassen

-Je zorgt ook dat je schone nagels hebt!

-Je zorgt bij lang haar, dat jij je haar in een staart draagt.

voorschoot

-Ook draag je een schone voorschoot.

-Alle hulpmiddelen moeten schoon zijn

-De bewaarbakjes en de messen moeten dus schoon zijn.

Alles moet schoon zijn

schoon aanrecht

bewaarbakjes gebruiken

       Anders krijg je schimmel...

kruisbesmetting

-Voor verschillende voedingsmiddelen gebruik je verschillende kleuren snijplanken.

blauwe plank

-Deze gebruik je voor vis

Groene plank

                                                  -Deze gebruik je voor groente

Rode plank

                                                    -Deze gebruik je voor vlees

Witte plank

                                                     -Voor kaas en brood

bruine plank

-Voor gebraden vlees en worst

Ik wil vis klaarmaken.
Welke kleur plank gebruik ik?

1. rood
2. wit
3. groen
4. blauw

Je wilt iets klaarmaken in de keuken. Wat is het eerste wat je doet?

Je wilt je brood smeren.
Welke kleur plank gebruik je?

1. wit
2. geel
3. bruin
4. groen

Wat is hier
niet goed?

Ik ga mijn gebraden rollade in plakken snijden. Welke kleur plank gebruik ik?

1. wit
2. geel
3. bruin
4. groen

Ik ga de andijvie snijden.
Welke kleur plank gebruik ik?

1. geel
2. groen
3. blauw
4. wit

Wat gaat hier niet goed?

Ik ga mijn karbonade kruiden.
Welke kleur plank gebruik ik?

1. blauw
2. geel
3. rood
4. wit

Waarom moet je alles waar kip op terecht is gekomen goed schoonmaken?

Goed of fout:
Als je gerookte zalm hebt gesneden, was je eerst je handen voordat je verdergaat.

1. goed
2. fout

goed of fout:
Je snijdt de makreel op een snijdplank. Die was je af en daarna snijd je op dezelfde snijplank de sla.

1. goed
2. fout