SPA H32 2022-10-15 DI

OBJETIVOS
Después de esta clase...

  1. ...sé cuándo es la prueba
  2. ...sé qué tengo que estudiar para la prueba
  3. ...sé dónde encuentro material extra para practicar para la prueba
  4. ...domino (mejor) la gramática y el vocabulario de la unidad 1 
  5. ...he terminado la unidad 1
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

OBJETIVOS
Después de esta clase...

  1. ...sé cuándo es la prueba
  2. ...sé qué tengo que estudiar para la prueba
  3. ...sé dónde encuentro material extra para practicar para la prueba
  4. ...domino (mejor) la gramática y el vocabulario de la unidad 1 
  5. ...he terminado la unidad 1

Slide 1 - Slide

¡PRUEBA!
El míercoles 23 de marzo, tenéis la prueba de la unidad 1.

Estudiar:

- vocabulario U1 (SP-NL y NL-SP)
- gramática U1
- el presente perfecto (libro 2, p. 179, bloque 11)

Slide 2 - Slide

Repaso Herhaling
Unidad 1 (la gramática)

Slide 3 - Slide

voornaamwoord als meewerkend voorwerp
  • Welke voornaamwoorden gebruik je voor een meewerkend voorwerp?
  • Op welke plek in de zin komt het voornaamwoord?
  • Met welke werkwoorden gebruik je deze voornaamwoorden?

Slide 4 - Slide

voornaamwoord als meewerkend voorwerp

(voor mij / aan mij) me
(voor jou / aan jou) te
(voor hem, haar, u / aan hem, haar, u) le
(voor ons / aan ons) nos
(voor jullie / aan jullie) os
(voor  hen, u / aan hen, u) les   
                                                  
Deze gebruik je ook bij (werkwoorden zoals) gustar  en encantar
Plaats: vóór het vervoegde werkwoord
                                                                                                                     
Te doy un libro interesante.
                                                                            Mis padres me compran una mascota.

La profesora nos explica la gramática.

¿Qué os ha dicho Juana?

Slide 5 - Slide

¿Qué ______ explica el profe a vosotros?

Vul alleen het voornaamwoord in.

Slide 6 - Open question

¿Por qué ______ das los caramelos a mí y no a Javi?

Vul alleen het voornaamwoord in.

Slide 7 - Open question

______ hemos escrito una carta a usted.

Vul alleen het voornaamwoord in.

Slide 8 - Open question

estar + gerundio
  • Wanneer gebruik je estar + een gerundio?
  • Hoe maak je een gerundio?  

Slide 9 - Slide

estar + gerundio
om te vertellen over wat er op dit moment gebeurt

een handeling/actie/gebeurtenis die nu bezig is

juiste vervoeging van estar + STAM+ando/iendo


Yo estoy jugando al fútbol.
Ellos están comiendo.

Slide 10 - Slide

(Wij) zijn aan het luisteren (escuchar).

Slide 11 - Open question

todo / otro
  • Wat betekent todo?
  • Wat betekent otro?
  • Welke vormen heeft todo? Welke vormen heeft otro?  

Slide 12 - Slide

todo / otro
todo / -a / -os / -as = alle, de hele, allemaal (todos los alumnos, toda la clase)

otro / -a / -os / -as = andere, anderen (otras alumnas, el otro libro)

otro / -a = nog één (Voy a comprar otro bocadillo)
Quiero ver la otra película.
Quiero ver otra película.

Slide 13 - Slide

He leído ALLE los libros de García Márquez, el escritor colombiano.

Slide 14 - Open question

jugar, venir, poner
jugar (spelen)
venir (komen)
poner (zetten/plaatsen)

(yo) juego

(tú) juegas

(él) juega

(nosotros) jugamos

(vosotros) jugáis

(ellos) juegan

gerundio: jugando

voltooid deelwoord: jugado

(yo) vengo

(tú) vienes

(él) viene

(nosotros) venimos

(vosotros) venís

(ellos) vienen

gerundio: viniendo

voltooid deelwoord: venido

(yo) pongo

(tú) pones

(él) pone

(nosotros) ponemos

(vosotros) ponéis

(ellos) ponen

gerundio: poniendo

voltooid deelwoord: puesto (!)

Slide 15 - Slide

presente perfecto verleden tijd
haber
+
voltooid deelwoord
(stam + -ado/-ido)
he
has
ha
hemos
habéis
han


+

hablado
comido
vivido
Er zijn ook onregelmatige voltooid deelwoorden! 
Zie LT p. 179. Deze leer je ook.

Slide 16 - Slide

Ik heb vandaag de tafel gedekt:

Hoy __ ______ __ ____.

Slide 17 - Open question

Manos a la obra: Terminad la U1
Haces todos los ejercicios de la U1 del LE, y los corriges.

Je maakt álle opdrachten van H1 uit het LE, en kijkt ze na.

Slide 18 - Slide