voornaamwoord als meewerkend voorwerp
(voor mij / aan
mij)
me(voor jou / aan jou) te
(voor hem, haar, u / aan hem, haar, u) le
(voor ons / aan ons) nos
(voor jullie / aan jullie) os
(voor hen, u / aan hen, u) les
Deze gebruik je ook bij (werkwoorden zoals) gustar en encantar
Plaats: vóór het vervoegde werkwoord