Kennen: alles 1 (zie Magister 22-3)
Kunnen:
- woorden/zinnen vertalen (in de goede vorm)
- kiezen uit jugar/poner/venir en vervoegen
- meewerkend voornaamwoorden invullen in zinnen
- zinnen maken met gustar
- zinnen maken over iets dat 'nu' aan de gang is (estar+gerundio)
- zinnen maken over gebeurtenissen in de verleden tijd (perfecto)
- een tekstje over het hoofdthema (=zomerkamp) begrijpen
- én zelf schrijven