Werkwoorden op -d/-t

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Schritt 24

Auf die Plätze, fertig, LOS!

Verben

Werkwoorden met stam op -d/-t

In het boek Schritt 24

kijk op blz. 56

Regelmäßige Verben

ich (ik)	spiel	e
du (jij)	spiel	st
er/sie/es (hij/zij/het)	spiel	t
wir (wij)	spiel	en
ihr (jullie)	spiel	t
sie/Sie (zij/u)	spiel	en

Welk ezelsbruggetje hoort ook alweer bij de uitgangen?

1. feesttenten
2. partytenten
3. circustenten
4. kampeertenten

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

wohnst

wohnt

wohnt

wohne

wohnen

wohnen

Vergelijk deze rijtjes met elkaar

ich (ik)	spiel	e		red	e
du (jij)	spiel	st		red	est
er/sie/es (hij/zij/het)	spiel	t		red	et
wir (wij)	spiel	en		red	en
ihr (jullie)	spiel	t		red	et
sie/Sie (zij/u)	spiel	en		red	en

Wat is je opgevallen aan het rechter werkwoord (reden)?

Werkwoorden met stam op -d/-t

Als de stam van een werkwoord op -d/-t eindigt, krijg je een extra -e- bij du, er/sie/es en ihr.

Dit geldt ook voor het voltooid deelwoord!

Bijvoorbeeld: 

- du antwortest (dus NIET antwortst)

- er meldet (dus NIET meldt)

- ihr chattet (dus NIET chattt)

- ich habe gechattet

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

melden

meldet

meldest

meldet

melde

melden

Er (chatten) gern mit seinen Freunden.

1. chatte
2. chattt
3. chattet
4. chatten

Ihr (beantwoorden) die Frage

1. beantworten
2. beantwortt
3. beantworte
4. beantwortet

Du (melden) den Diebstahl.

1. meldst
2. meldest
3. meldet
4. meldt

Ihr (wonen) in einem schönen Haus.

1. wohnet
2. wohnt
3. wohnest
4. wohnst

Du hast die Frage gut (beantwoord)

1. beantwort
2. beantwortet
3. gebeantwort
4. gebeantwortet

An die Arbeit

Schritt 24

Aufgabe 2 A&B op blz. 45

Lernziel: du kannst sagen, was du magst und was nicht.

Aufgabe 1,2  (zusammen) op blz. 57-58

Hausaufgaben

Schritt 25 moet af zijn

0