Mij of me? 2

Weet je het nog hoe je bezittelijke voornaamwoorden moet gebruiken?
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Weet je het nog hoe je bezittelijke voornaamwoorden moet gebruiken?

Slide 1 - Slide

Er worden veel fouten mee gemaakt. Daarom gaan wij er in deze les wat meer mee oefenen. 

Slide 2 - Slide

Me fiets?
Me neus? 
NEE!
Het is mijn fiets en mijn neus.

Slide 3 - Slide

Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat iets van iemand is. Welke van deze woorden is een bezittelijk voornaamwoord?
A
mij
B
mijn

Slide 4 - Quiz

En welke van deze is een bezittelijk voornaamwoord?
A
jouw
B
me

Slide 5 - Quiz

kijk nog een keer naar dit filmpje

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Tijd om te oefenen

Slide 8 - Slide

Wat is goed?
A
Milla heeft haar huiswerk gemaakt.
B
Milla heeft ze huiswerk gemaakt.

Slide 9 - Quiz

Wat is goed?
A
Ik aai mijn hond.
B
Ik aai me hond.

Slide 10 - Quiz

Wat is goed?
A
Wil je mij even helpen?
B
Wil je me even helpen?
C
A en B zijn allebei goed.

Slide 11 - Quiz

Wat is goed?
A
Saifeddine geeft me een boek
B
Saifeddine geeft mij een boek.
C
A en B zijn allebei goed.

Slide 12 - Quiz

Je mag ook m'n gebruiken voor mijn. Het is een afkorting en is eigenlijk spreektaal.

Slide 13 - Slide

Wat is goed?
A
Ik zoek m'n boek.
B
Ik zoek mijn boek.
C
Ik zoek me boek.
D
A en B zijn goed, maar C niet.

Slide 14 - Quiz

Wat is goed?
A
Mij lijkt dat een goed idee.
B
Me lijkt dat een goed idee.
C
A en B zijn allebei goed.

Slide 15 - Quiz

Wat is goed?
A
Me juf vindt het vervelend als ik 'me juf' schrijf.
B
Mijn juf vindt het vervelend als ik 'me juf'schrijf.

Slide 16 - Quiz

Wat is goed?
A
Tegen een onbekende volwassene zeg je: uw
B
Tegen een onbekende volwassene zeg je: u

Slide 17 - Quiz

Wat is goed?
A
U is een persoonlijk voornaamwoord
B
Uw is een persoonlijk voornaamwoord

Slide 18 - Quiz

Wat is goed?
A
Uw is een bezittelijk voornaamwoord
B
Uw is een persoonlijk voornaamwoord

Slide 19 - Quiz

Wat is goed
A
Ik geef u uw boek.
B
Ik geef u u boek.

Slide 20 - Quiz

Wat is goed?
A
Ik geef uw uw boek aan.
B
Ik geef u u boek aan.
C
Ik geef u uw boek aan.

Slide 21 - Quiz

Nu weet je het verschil tussen me en mijn
En zeg je nooit meer: me fiets, me neus, me juf of me moeder.
maar:
mijn fiets, mijn neus, mijn neus en mijn moeder

Slide 22 - Slide