AFP2 Maagdarm samenvatting

Waar in de buikholte ligt de lever?
A
links onder de ribboog
B
links tegen het bekken
C
rechts onder de ribboog
D
rechts tegen het bekken
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
DierverzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Waar in de buikholte ligt de lever?
A
links onder de ribboog
B
links tegen het bekken
C
rechts onder de ribboog
D
rechts tegen het bekken

Slide 1 - Quiz

Welke stof kan gal helpen afbreken?
A
Eiwit
B
Suiker
C
Vet
D
Vitamine

Slide 2 - Quiz

De alvleesklier maakt enzymen die helpen bij de vertering van:
A
vitamines en mineralen
B
eiwitten, vetten en koolhydraten
C
suikers
D
vezels

Slide 3 - Quiz

Waar of niet waar?
Het endocriene deel van de pancreas geeft hormonen af aan het bloed.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Wat verteren de volgende verteringsenzymen ? 
Sleep het enzym op de voedingsstof
Vetten
Koolhydraten
Eiwitten
Amylase
Lipase
Trypsine

Slide 5 - Drag question

Wat is de functie van speeksel in de pens?
A
Speeksel zorgt voor een goede zuur-basebalans in de pens.
B
Speeksel zorgt ervoor dat het voedsel niet te veel gaat schuimen in de pens.
C
a en b zijn beide juist.
D
a en b zijn beide onjuist.

Slide 6 - Quiz

Waar haalt een konijn de meeste voedingsstoffen uit de voeding?
A
In de dunne darm
B
In de dikke darm
C
In de dikke darm en bij de vertering van de nachtkeutels
D
Bij de vertering van de nachtkeutels (caecotroof)

Slide 7 - Quiz

Welke maag van een vogel heeft dezelfde functie als de maag bij
vleeseters en alleseters?

Slide 8 - Open question

Waar komt de dikke darm bij vogels op uit?
A
Anus
B
Blaas
C
Cloaca
D
Rectum

Slide 9 - Quiz

Welke maag heft dezelfde functie als de maag van vleeseters en
alleseters?
A
Boekmaag
B
Lebmaag
C
Netmaag
D
Pens

Slide 10 - Quiz

Wat is GEEN aanwijzing voor een probleem aan de maag of de
darmen?
A
Braken
B
Diarree
C
Buikpijn
D
Geelzucht

Slide 11 - Quiz

Wat zijn verschijnselen bij EPI?
A
toename in gewicht, als gevolg van toename van eetlust, toename ontlasting productie, bleke ontlasting
B
afvallen, ondanks toename van eetlust, toename ontlasting productie, bleke ontlasting
C
afvallen, ondanks toename van eetlust, afname ontlasting productie, bleke ontlasting
D
afvallen, ondanks toename van eetlust, afname ontlasting productie, bleke ontlasting

Slide 12 - Quiz

Welk symptoom is specifiek voor leverafwijkingen?
A
Bleke slijmvliezen
B
Geelzucht
C
Groene ontlasting
D
Roodbruine urine

Slide 13 - Quiz

Waar of niet waar?
Bij cirrose kan de oorzaak vaak behandeld worden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Wat is er afwijkend bij een dier met een aangeboren PSS =portosystemische shunt?
A
De leverader vertakt zich in kleine adertjes,
B
Deze dieren hebben een extra ader, waardoor bloed vanuit de lever naar de darm stroomt.
C
Deze dieren hebben een extra ader, waardoor bloed vanuit de poortader direct naar de onderste holle ader stroomt, in plaats van via de lever.
D
De leverslagader vertakt zich in kleine adertjes

Slide 15 - Quiz

Wat zijn belangrijke symptomen bij een maagtorsie?
A
onrust, loze braakbewegingen en vergroting van de buikomvang
B
onrust, braken en vergroting van de buikomvang
C
onrust, regurgiteren en vergroting van de buikomvang
D
onrust, loze braakbewegingen en verkleining van de buikomvang

Slide 16 - Quiz

Is een maagtorsie en spoedgeval?
A
Nee
B
Dit hangt van de grootte van de buikomvang af
C
Ja
D
Alleen als er sprake is van shock

Slide 17 - Quiz

Braken kan veel oorzaken hebben. Afwijkingen aan welke
orgaansystemen kunnen braken veroorzaken?
A
keelholte, darmen, bewegingsstelsel, huid
B
maag, darmen, alvleesklier, hersenen
C
maag, urinewegen, hormoonstelsel, huid
D
ogen, darmen, lever en hersenen

Slide 18 - Quiz

Waarin verschilt regurgiteren van braken?
A
Bij regurgiteren word er gal opgegeven.
B
Bij braken wordt er inhoud vanuit de slokdarm of maag opgegeven.
C
Bij regurgiteren voelt het dier dit niet aankomen en is er geen sprake van buikpers.
D
Bij braken volt het dier dit niet aankomen en is er geen sprake van buikpers.

Slide 19 - Quiz

Waarom tast het zoutzuur in de maag de maagwand niet aan?
A
Omdat de maagwand een beschermende slijmlaag maakt
B
Omdat de maagwand gemaakt is van weefsel dat niet aangetast kan worden
C
Door de werking van enzymen

Slide 20 - Quiz

De dunne darm bestaat uit drie delen. Wat is de volgorde van die
delen in de dunne darm?
A
twaalfvingerige darm, nuchtere darm, kronkeldarm
B
nuchtere darm, kronkeldarm, twaalfvingerige darm
C
nuchtere darm, twaalfvingerige darm, kronkeldarm
D
kronkeldarm, twaalfvingerige darm, nuchtere darm

Slide 21 - Quiz

Wordt zwarte ontlasting (melena) veroorzaakt door dunne- of
dikkedarm diarree?
A
Dunne darm diaree
B
Dikke darm diarree
C
Zowel dunne- als dikkedarmdiarree kunnen zwarte ontlasting veroorzaken.
D
De kleur van de ontlasting zegt niks over de oorzaak van de diarree.

Slide 22 - Quiz

Wat doet de endeldarm?
A
De endeldarm haalt het overige water uit de ontlasting.
B
De endeldarm dient als opslagplaats voor ontlasting.
C
De endeldarm spelt een belangrijke rol in de vertering.
D
De endeldarm is vooral bij paardachtigen van belang.

Slide 23 - Quiz