2020-11-24 Genetive (herhaling) + Voegwoorden / conjunctions

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Goals for today
You can use the different translations of the Dutch word 'van' correctly = 's / ' / ...of...

You can explain how to use conjunctions (=voegwoorden)

Slide 2 - Slide

Let's check what you remember... what belongs where?
's
'
... of ...
Bij personen of dieren in het enkelvoud

Als een zelfstandig naamwoord in het meervoud al op -s eindigt.

Bij woorden die te maken hebben met tijd en afstand.

Bij (geografische) locaties

Bij een plaats waar iemand woont of werkt.   
Bij dingen

Bij eigennamen (ook als die op –s eindigen!)

Bij personen/dieren waarvan het meervoud niet eindigt op een -s.

Slide 3 - Drag question

Wat is de goede vorm van de genetive? (meervoud)
A
ladies's hats
B
lady's hats
C
ladies hats
D
ladies' hats

Slide 4 - Quiz

Wat is de goede vorm van de genitive?
A
This is my fathers car.
B
This is my fathers' car.
C
This is my father's car.
D
This is my fathers his car

Slide 5 - Quiz


Jill is my ... friend (enkelvoud).
A
sister's
B
sisters'
C
sister

Slide 6 - Quiz


Which is correct?
A
England's capital.
B
The capital of England.

Slide 7 - Quiz


... whiskers.
A
Tobias's
B
Tobias'

Slide 8 - Quiz

An ...... ear is very big.
A
elephants
B
elephant's
C
elephants'

Slide 9 - Quiz

Which is correct?
A
The coat's zipper
B
The zipper of the coat.

Slide 10 - Quiz

All clear about the genitive? 

Slide 11 - Slide

Let's continue!
Final grammar topic of Unit 2 :)

Conjunctions = voegwoorden

Let op: de functie van een voegwoord is om 2 zinnen met elkaar te verbinden. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Conjunctions
Het gaat om woorden als: because, as, if, therefore, etc. 

Hoe leer je dit? 
Stap 1: Leer de vertalingen van alle conjunctions in je boek.
Stap 2: Leer de functie van deze voegwoorden. 
Stap 3: Kijk in de zin wat voor soort verband er is tussen de zinnen. 

Deze 3 stappen gaan we vandaag oefenen. 
>> Zie volgende slide

Slide 14 - Slide

Stap 1: Leer de vertaling
echter
hoewel
totdat
terwijl
ondanks
aangezien
vanwege
(en) toch
want / omdat
because
because of
since
(al)though
despite
however
yet
until
while

Slide 15 - Drag question

Stap 2: Leer de functie
Logisch gevolg
Keuze
Opsomming
Reden / oorzaak
Tegenstelling
Tijd
Voorwaarde
so
or
and
as
since
(al)though
however
yet
until
after
when
if

Slide 16 - Drag question

Stap 3: Kijk in de zin wat voor soort verband er is tussen de zinnen

Slide 17 - Slide

I will go to Montreal .... Quebec for the weekend, I'm not sure.
A
yet
B
for
C
nor
D
or

Slide 18 - Quiz

Bill will not pay $500 for a suit ... he can certainly afford it.
A
till
B
though
C
now that
D
if only

Slide 19 - Quiz

John never studied for his final exam, .....he failed them all
A
so
B
whereas
C
despite
D
however

Slide 20 - Quiz

I'm not going out ___ I have a horrible cold.
A
whereas
B
since
C
then
D
but

Slide 21 - Quiz

Any questions left about conjunctions?
Homework:
  • Unit 2.5, exercise 5 + 6
  • Versterk jezelf about 'voegwoorden' 

Slide 22 - Slide