This lesson contains 18 slides, with text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
2.2 Samenleving en cultuur
Slide 1 - Slide
Wat kan je straks?
Je kan uitleggen welke sociale verschillen er in het rijk waren
Je kan uitleggen hoe het met de economie in het rijk ging
Je kan uitleggen hoe multicultureel de Romeinse samenleving was
Je kan uitleggen hoe de Griekse Romeinse cultuur ontstond
Slide 2 - Slide
Arm en rijk
In Rome waren grote verschillen.
Rijke mensen leefden in luxe woningen
Arme mensen in lemen hutjes
Middenklasse woonden in flatgebouwen
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Slaven
1/10 was slaaf, dit waren vaak krijgsgevangen
Ze werkten op landbouwbedrijven, werkplaatsen en mijnen
Sommigen vochten als gladiator
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Wat kan je straks?
Je kan uitleggen welke sociale verschillen er in het rijk waren
Je kan uitleggen hoe het met de economie in het rijk ging
Je kan uitleggen hoe multicultureel de Romeinse samenleving was
Je kan uitleggen hoe de Griekse Romeinse cultuur ontstond
Slide 10 - Slide
Werk
Veel mensen in de stad deden een ambacht
Er werkten ook veel mensen in de nijverheid
Daarnaast waren veel mensen handelaar
Dit zorgde allemaal voor een goede economie
Slide 11 - Slide
Culturen
De Romeinen stelden zich open voor andere culturen:
In Rome leefden mensen met verschillende achtergronden en culturen door elkaar (multiculturele samenleving)
Na de verovering van Griekenland namen ze veel over van de Grieken. Hierdoor ontstond het Grieks-Romeinse cultuur.
Slide 12 - Slide
Filmpje
Romeinen nemen de Griekse cultuur over
(9:03)
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Godsdienst Romeinen
Romeinen geloven in meerdere goden. Dit heet: polytheïsme (poly=meer, theos=god).
Overwonnen volken mogen hun eigen goden houden, zolang ze de belangrijkste Romeinse goden ook vereren. Er was verdraagzaamheid, alle culturen en meningen waren toegestaan.
De Romeinen nemen op hun beurt ook weer Goden van andere volken over.
Slide 15 - Slide
Aan de slag
Wat: Maak opdracht 1 t/m 8 van paragraaf 2.2 op blz. 28-29
Hoe: Je werkt alleen (zelfstandig)
Hulp: Handboek -> klasgenoot -> docent
Tijd: Tot het einde van de les
Resultaat: Je begrijpt de informatie die je hebt gekregen nog beter en je hebt hierdoor minder huiswerk.