15.10.24 - Les 3

Goedemorgen heren!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Goedemorgen heren!

Slide 1 - Slide

Inhoud
  • Hoe gaat het met je vandaag?⌚5 Min.
  • Herhaling les 2 ⌚5 Min.
  • Smalltalk: Thema TV + Films/Series ⌚20-25 Min.
  • Persoonlijk voornaamwoord⌚15 Min.
  • Pauze ⌚10 Min.
  • Oefenen met persoonlijk voornaamwoord ⌚20 Min. 
  • Vraagwoorden ⌚15 Min.
  • Afronden ⌚5 Min.

Slide 2 - Slide

Hoe gaat het met je vandaag?

Slide 3 - Slide

Herhaling les 2
  • Spreek de volgende woorden uit: uitsmijter, quiz, vos, gebak, naanbrood, geboorte en koud
  • Benoem de dagen van de week
  • Benoem alle maanden
  • Benoem de belangrijkste feestdagen
  • Benoem de volgende tijdstippen: 10:07 uur, 13:45 uur, 18:12 uur, 22:30 uur

Slide 4 - Slide

Smalltalk: TV + Films/Series

Slide 5 - Slide

Thema: Persoonlijk voornaamwoord

Slide 6 - Slide

Een voorbeeld
Welke persoonlijke voornaamwoorden zie jij in deze in?
Vrijdag ga ik naar de bioscoop. Heb jij zin om mee te gaan? Anders ga ik Kees vragen of hij meegaat. 

Slide 7 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
  • Het verwijst naar een persoon of een groep personen, zonder ze bij naam te noemen.

  • Mijn buurman is heel handig. Hij doet vaak klusjes.
  • Carine is volgende week jarig, we moeten haar verrassen. 
  • Bedankt voor het uitlenen van jouw boek. Ik heb het al uitgelezen. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Even oefenen..

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Oefening 4: Schrijf de zinnen opnieuw met een persoonlijk voornaamwoord
De manager heeft het rapport geschreven.
De collega's bespreken de resultaten.
De afdeling stuurt de facturen naar de klant.

Slide 13 - Slide

Oefening 6: Maak de zinnen compleet
___ zijn verantwoordelijk voor de inkoop van producten.
Kun je ___ (mij/jou) het rapport mailen?
___ werkt op de IT-afdeling en lost technische problemen op.

Slide 14 - Slide

Oefening 8: Vervang de woorden door een persoonlijk voornaamwoord
Mijn collega en ik hebben de taken verdeeld. → ___ hebben de taken verdeeld.
De nieuwe medewerkers zijn vandaag begonnen. → ___ zijn vandaag begonnen.
De manager heeft de vergadering geannuleerd. → ___ heeft de vergadering geannuleerd.

Slide 15 - Slide

Vraagwoord (Nederlands) Vertaling (Engels)
Wie Who
Wat What
Waar Where
Wanneer When
Waarom Why
Welke Which
Hoe How
Hoeveel How much
Hoelang How long
Waarvoor For what
Waarmee With what
Waarnaar To what
Waarover About what
Waarheen Where to

Slide 16 - Slide

Hoezo How come
Wiens Whose
Welk Which (neuter)
Hoe vaak How often
Hoe laat What time
Wat voor What kind of
Waarom niet Why not
Hoe ver How far
Waarvan Of what
Waaruit From what
Waartoe To what purpose

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Pauze (15 Min.)

Slide 19 - Slide

Smalltalk: Thema Weekend

Slide 20 - Slide

See you next week Thursday!

Slide 21 - Slide