This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 95 min
Items in this lesson
les 2 15 september
Nederlands 1R1A
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
signaalwoorden
lees tip:
STOP! met lezen.
DENK na. Wat geeft het signaalwoord aan?
LEG UIT wat het in deze tekst betekent
Slide 3 - Slide
STOP met lezen
Wat geeft het signaalwoord 'voordat' aan?
Het heeft 20 jaar geduurd voordat dit besluit werd genomen. Al in 2000 werd het invoeren van statiegeld op kleine flesjes besproken in de tweede kamer.
Slide 4 - Slide
DENK na 'Voordat' geeft aan:
A
reden
B
tijd
C
argument
D
opsomming
Slide 5 - Quiz
LEG het signaalwoord 'voordat' UIT.
Slide 6 - Open question
synoniem voor 'want'
Slide 7 - Mind map
De industrie is namelijk altijd tegen statiegeld op kleine plastic flesjes geweest. Wat geeft 'namelijk' aan?
A
conclusie
B
tijd
C
reden
D
volgorde
Slide 8 - Quiz
Wat is een synoniem voor 'namelijk'?
Slide 9 - Open question
Namelijk (reden / argument)
Voordat (tijd)
daarom
omdat
uiteindelijk
nadat
Slide 10 - Drag question
voorbeeld examenvraag
De industrie is namelijk altijd tegen statiegeld op kleine plastic flesjes geweest vanwege de kosten die ermee gemoeid zijn.
Slide 11 - Slide
Welke reden heeft de industrie tegen statiegeld op kleine plastic flesjes?
A
kosten zijn laag
B
kosten zijn vermoeiend
C
kosten te hoog
D
kosten zijn geen probleem
Slide 12 - Quiz
lees-uitleg
De vraag begint met "Welke reden".
Het signaalwoord in de tekst dat een reden aangeeft is namelijk en vanwege.
Lees wat er voor en achter deze signaalwoorden staat.
Slide 13 - Slide
voorbeeld examenvraag
Dat schreef het kabinet bij de bekendmaking van de maatregel. Het heeft lang geduurd om het besluit te nemen. De industrie is namelijk altijd tegen statiegeld op kleine plastic flesjes geweest...
Slide 14 - Slide
Waaruit blijkt dat de beslissing om statiegeld te heffen lang heeft geduurd?
A
de winkeliers zagen het niet zitten
B
het kabinet zag veel nadelen
C
de industrie had een tegen argument
D
weet het niet
Slide 15 - Quiz
lees-uitleg
De vraag begint met "waaruit blijkt".
Dit geeft een reden aan.
In de tekst zie je hiervoor het synoniem "namelijk".
Dit is de plek in de tekst waar het antwoord staat.
Slide 16 - Slide
signaalwoorden
Wie kan samenvatten wat we hebben geleerd?
Slide 17 - Slide
Een schrijfplan
Kijk en luister naar de instructievideo.
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Opdracht
Luister en kijk nog een keer de instructievideo.
Noteer de 5 stappen.
stap 1 =
stap 2 =
stap 3 =
Slide 20 - Slide
antwoord
stap 1 = onderwerp
stap 2 = schrijfdoel
stap 3 = publiek
stap 4 = hoofdgedachte
stap 5 = schrijfstructuur ( het schrijfplan)
Slide 21 - Slide
Woordweb (was huiswerk)
Pak het woordweb dat je thuis hebt gemaakt.
Slide 22 - Slide
Voorbeeld woordweb
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Voorbeeld stappen
stap 1 onderwerp: high tea voor ouderen
stap 2 schrijfdoel: verslag van een activiteit
stap 3publiek: stagebegeleider en docent
stap 4hoofdgedachte: ?
Slide 25 - Slide
Nog een voorbeeld woordweb
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Voorbeeld stappen:
stap 1 onderwerp: verzorging lichaam
stap 2 schrijfdoel: verslag van verzorgingsactiviteit
stap 3 publiek: stagebegeleider en docent
stap 4 hoofdgedachte: hoe verzorg je een lichaam?
Slide 28 - Slide
Opdracht
Kijk naar jouw woordweb en vul in:
wat is het onderwerp?
wat is het schrijfdoel?
Wie is het leespubliek?
Wat is de hoofdgedachte?
Slide 29 - Slide
stap 5 het schrijfplan
Maak groepjes van de woorden uit het woordweb.
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Opdracht
Maak groepjes van de woorden uit jouw woordweb.
Slide 33 - Slide
Volgorde
Maak een volgorde van de groepjes.
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Opdracht
Maak een volgorde van de groepjes woorden.
Tip: vragen helpen om een volgorde aan te brengen.
Schrijf de vraag boven het groepje.
Slide 36 - Slide
signaalwoorden
Bedenk bij de groepjes woorden nu ook signaalwoorden.
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Slide
Opdracht
Kijk naar de lijst met signaalwoorden in Nu Nederlands deel B bladzijde 251.