Maagsonde en sondevoeding

Maagsonde en Sondevoeding




                                                                                                                                 JG
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2,3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Maagsonde en Sondevoeding




                                                                                                                                 JG

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Indicaties voor sondevoeding?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Cliënt A. heeft sinds een week een neusmaagsonde en 3xdgs voeding. Jij gaat vandaag de sondevoeding aansluiten. Welke bewering over controle ligging sonde is juist.
A
Controle ligging is niet nodig; ze heeft sonde al een week.
B
Eén keer per dag ligging controleren door pH-meting is voldoende.
C
Voor elke toediening ligging visueel controleren en bij twijfel pH -meting.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Bij twijfel controleer je of de sonde zich in de maag bevindt door:
A
Je spuit lucht in en luister met stethoscoop of het borrelt
B
Het opzuigen van maaginhoud en controleren op de pH
C
Allebei goed
D
Allebei fout

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

refeeding syndroom = Bij het refeeding syndroom is er sprake van hormonale en metabole stoornissen, doordat via (par)enterale voeding ineens grote hoeveelheden calorieën of koolhydraten krijgt na een langdurige periode waarin er niet of nauwelijks is gevoed. De gevolgen zijn ernstige en mogelijk fatale verschuivingen in vocht- en elektrolytenbalans. (magnesium, natrium, calcium, kalium en fosfaat)
Iemand krijgt 2 liter sondevoeding per dag.
De sondevoeding wordt gegeven van 19.00 tot 7.00 uur.
Op welke stand komt de pomp te staan
( in ml/uur)?

Slide 13 - Mind map

rekensom = pompstand ml/uur = hoeveel ml : tijdsduur = pompstand
2 liter = 2000 ml
19-7 uur = 12 uur
2000 : 12 = 167 ml/uur

Medicatie via de sonde
Waar let je op?
  • Op het recept aan geven dat het medicatie via sonde betreft, apotheek zorgt voor juiste toedieningsvorm.
  • Geen gecoate medicijnen fijnmalen tenzij apotheek aangeeft dat dit kan.
  • Sonde altijd naspoelen met lauw water ivm verstoppen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Medicatie via sondevoeding
geef je
A
door deze te malen en op te lossen in de sondevoeding
B
door deze te malen en op te lossen in water
C
kan allebei goed zijn

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Doorspoelen sonde bij medicatie toedienen
A
tussen alle medicatie door met 5 ml water
B
voor en na toedienen met 20 ml water
C
A en b zijn beiden goed

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat mag de pH-waarde zijn van de maag om SV of medicatie toe te dienen?

Slide 19 - Mind map

This item has no instructions

Slide 20 - Link

This item has no instructions

Vragende voornaamwoorden
  • Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vrag.vnw):
    wie, wat, welk(e), wat voor (een).

  • Een vrag.vnw staat meestal aan het begin van een vraag. Welke spieren train je met hardlopen?

  • Wanneer een vrag.vnw midden in een zin staat, kun je er een vraag van maken waarin het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.

    Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen
    Wie komen er vanavond op je verjaardag, weet jij dat?
    Wie = vragend voornaamwoord



Heb je nog vragen?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions