Uitzonderingen van de Present Continuous

Uitzonderingen van de Present Continuous
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Uitzonderingen van de Present Continuous

Slide 1 - Slide

Is er een fout gemaakt in deze zin?
Zo ja, wat moet er beter?
"My little sister is hopeing that her results will turn out positively."
A
Nee, deze zin is goed.
B
Ja, het moet zijn "hoping"
C
Ja, het moet zijn "hopeng"
D
Ja, het moet zijn "hope-ing"

Slide 2 - Quiz

In welke zin is er een fout gemaakt in de Present Continuous?
A
She is running quickly.
B
They are playing outside.
C
I am lieing on the sofa.
D
We are playing a game.

Slide 3 - Quiz

In welke zin is er een fout gemaakt in de Present Continuous?
A
They are panicking about nothing.
B
We are runing to the finishline.
C
My brother was dying in a videogame.
D
I am jogging to warm myself up.

Slide 4 - Quiz

Is de spelling juist of onjuist?

The pilot is flying a plane over the ocean.
A
Juist
B
Onjuist
C
.

Slide 5 - Quiz

Is de spelling juist of onjuist?

Tomorrow at this hour, we are picnicing in the forrest
A
Juist
B
Onjuist
C
.

Slide 6 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

She is ______ a cake for the party
A
bakeing
B
baking
C
bakking.
D
bake-ing

Slide 7 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

He is ______ to his friend about a secret.
A
lieiling
B
ly-ing
C
lieng.
D
lying

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

They are _______ to the beach.
A
driving
B
driveing
C
driviing.
D
drive-ing

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

She is _______ because she forgot her keys.
A
panicking
B
paniccing
C
panickking.
D
panicing

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

The dog is _______ in the park.
A
runing
B
runn-ing
C
running
D
runeing

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

The plant is slowly _______ in the heat.
A
dieing
B
dying
C
die-ing
D
dyeing

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

He is _______ the car.
A
stoping
B
stopeing
C
stop-ing
D
stopping

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

They are ______ a test right now.
A
taking
B
takeng
C
takeing
D
takking

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

All the fans are ______ down for the concert to start
A
siting
B
sitteng
C
sitting
D
sittin

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord:

I think I am _______ down for a moment.
A
laying
B
lying
C
laieing
D
lieing

Slide 16 - Quiz