Unidad 1a

woorden leren
een woord herkennen
weten wat het betekent 

een woord kennen
weten wat het betekent &
het op de juiste manier kunnen gebruiken 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

woorden leren
een woord herkennen
weten wat het betekent 

een woord kennen
weten wat het betekent &
het op de juiste manier kunnen gebruiken 

Slide 1 - Slide

Je herkent altijd meer woorden dan je kent

Met andere woorden, 
je passieve woordenschat 
is altijd groter dan 
je actieve woordenschat. 

Kijk maar hiernaast ...
la confirmación 
la estación
la información
la introducción
la presentación
la relación 
la solución
la pasión
la televisión

Slide 2 - Slide

wel eens gehoord of makkelijk te raden
España - español 
Holanda - holandés 
Italia - italiano 
Francia - francés 
Inglaterra - inglés 
Alemania - alemán 

Slide 3 - Slide

sol   y   mar 
vamos a la playa

Slide 4 - Slide

Bailamos ?
Por favor.

Slide 5 - Slide

FELIZ NAVIDAD
feliz cumpleaños

Slide 6 - Slide

el adulto
el animal
la bicicleta
cancelar
la confirmación
el/la dentista
el diccionario
el jardín
la oficina

Deze Spaanse woorden 
lijken veel 
op Engelse woorden. 

Weet jij wat ze betekenen
in het 
Engels / Nederlands ?

Slide 7 - Slide

Wat hoort bij elkaar?
boek pagina 14
el avión 
la bicicleta
la maleta
el mapa
el mar
la oficina de turismo
la playa
el sol
el sombrero
la tienda
el tren

Slide 8 - Slide

de koffer
A
el sol
B
el mapa
C
la maleta
D
la playa

Slide 9 - Quiz

de tent / de winkel
A
el tren
B
la tienda
C
el avión
D
la oficina

Slide 10 - Quiz

de tuin
A
la confirmación
B
el jardín
C
el autobús
D
el diccionario

Slide 11 - Quiz

de vriendinnen
A
el amigo
B
los amigos
C
la amiga
D
las amigas

Slide 12 - Quiz

de broers
A
el hermano
B
los hermanos
C
la hermana
D
las hermanas

Slide 13 - Quiz

de moeder
A
el padre
B
la madre
C
el abuelo
D
la abuela

Slide 14 - Quiz

begroeten en voorstellen
boek pagina 15
Hallo
Ik ben ... 
En jij?
Hoe heet jij?
Ik heet ... 

Slide 15 - Slide

vragen hoe het gaat, bedanken, afscheid nemen
Hoe gaat het met jou?
Goed, dank je.
En jij?
Hoe is 't?
Heel goed. 
Doei.

Slide 16 - Slide

e-mail boek pagina 16
Je gaat een Spaanse e-mail lezen waarin iemand over zichzelf en haar familie vertelt. 
De e-mail is in stukjes geknipt en 
staat op de volgende 4 dia's. 

Je zult af en toe een woord moeten opzoeken. 
Noteer woorden die je opzoekt in een schrift of document.

Slide 17 - Slide

Hola. 
Soy  Maribel. 
Tengo dieciséis años. 
Estudio turismo. 

Tengo un hermano y
una hermana. 
Mi hermano se llama Vicente.
Mi hermana se llama Julia. 

Wie stelt zich voor?
Hoe oud?
Studie?

Welke familieleden heeft Maribel?

Slide 18 - Slide

Mi hermano tiene diecinueve años, se llama Vicente y trabaja en un supermercado. 

Mi hermana tiene doce años y se llama Julia. 

Mi madre se llama Carmen y 
mi padre se llama José. 

Wat zegt Maribel over haar broer?


Wat zegt Maribel over haar zus?

Wat zegt Maribel over haar ouders?

Slide 19 - Slide


Mi padre trabaja en un hospital, es médico. 

Mi madre trabaja en una fábrica, es secretaria.



Wat vertelt Maribel nog meer over haar ouders? 

Slide 20 - Slide


Y tú? 
Cuántos años tienes? 

Y cómo es tu familia? 

Saludos, 
 
Maribel



Welke vragen stelt Maribel?



Hoe sluit ze haar e-mail af?

Slide 21 - Slide

CUIDADO! PAS OP!
Me llamo Maribel. 
Cómo te llamas (tú)?
Mi hermano se llama ... 
Mi hermana se llama ... 
Mi padre se llama ... 
Mi madre se llama ... 
Mi profesor se llama ... 

Slide 22 - Slide

Barcelona es la capital de Cataluña.

Vicente vive en Valencia.
Miguel toca la guitarra. 
Juan es el hermano de Javier.

Carlota está de vacaciones en México. 
Barcelona is ...?


Vicente woont ...?
Miguel speelt ...?
Juan is ...?

Carlota is ...?

Slide 23 - Slide


El aeropuerto está cerca del centro. 

El perro de Ricardo se llama Bruno. 

Cuántos años tienes?

... dichtbij ...


... hond ... 


... jij ? 

Slide 24 - Slide