3.5 Afweer

Thema 3 Bloedsomloop
3.5 Afweer
1 / 44
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 3 Bloedsomloop
3.5 Afweer

Slide 1 - Slide

Even ophalen....
Wat weet je nog?

Slide 2 - Slide


De wanden van het hart
A
zijn overal even dik
B
zijn bij de linkerkamer dikker dan de rechterkamer
C
zijn bij de rechterkamer dikker dan bij de linkerkamer
D
zijn bij de boezems dikker dan bij de kamers

Slide 3 - Quiz

Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer

Slide 4 - Drag question

Blaas
Urineleider
Nier
Urinebuis

Slide 5 - Drag question

Nierslagader
Nierader
Niermerg
Nierschors
Nierbekken 
Urineleider

Slide 6 - Drag question


Bekijk de afbeelding. Je ziet een nier en de bloedvaten. Hoe heet het bloedvat met de blauw pijl?
A
Nierader
B
Nierslagader
C
Nierhaarvat

Slide 7 - Quiz

Langs welke weg verlaat urine je lichaam? Zet je antwoorden in de goede volgorde:
1: Urineleider
2: Urinebuis
3: Nieren
4: Urineblaas

A
3-2-4-1
B
1-3-4-2
C
1-3-2-4
D
2-4-3-1

Slide 8 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast.
Hoe heet onderdeel nummer 2?
A
Nier
B
Blaas
C
Urinebuis
D
Urineleider

Slide 9 - Quiz

Urineleiders voeren de urine af UIT het lichaam
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe witte bloedcellen en antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
- kan je omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie

Slide 11 - Slide

Lichaamsvreemde stoffen
Stoffen die niet in je lichaam thuishoren, heten lichaamsvreemde stoffen.

Van lichaamsvreemde stoffen kun je ziek worden.

Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk.

Slide 12 - Slide

Barrieres

Je lichaam probeert vreemde stoffen op 3 manieren buiten te houden:

- met de huid
- met de slijmvliezen, bijvoorbeeld in je luchtwegen.
- met zoutzuur in maagsap


Slide 13 - Slide

Barrieres
De huid houdt schadelijke stoffen en organismen tegen, zoals bacteriën.

De slijmvliezen in je luchtwegen houden kleine stofjes en ziekteverwekkers tegen door ze op te vangen en af te voeren.

In je maag worden de bacteriën gedood door zoutzuur (een stof in het maagsap).




Slide 14 - Slide

De huid
De huid houdt schadelijke stoffen en organismen tegen, bijvoorbeeld bacteriën.

Slide 15 - Slide

De slijmvliezen

De slijmvliezen in je neus houden kleine stofjes en ziekteverwekkers tegen. Trilharen verplaatsen het slijm naar de keelholte, waar het wordt ingeslikt.

Slide 16 - Slide

De maag
In je maag worden de bacteriën gedood door zoutzuur (een stof in het maagsap). Ook bacteriën die met je voedsel zijn meegekomen, worden door het zoutzuur gedood.

Slide 17 - Slide

Infectie
Als het ziekteverwekkers toch lukt om je lichaam binnen te komen, heb je een infectie.

Het afweersysteem (of immuunsysteem) wordt dan actief en gaat de ziekteverwekker bestrijden.

Slide 18 - Slide

voorbeelden van ziekteverwekkers

Slide 19 - Slide

Witte bloedcellen
Witte bloedcellen horen bij het afweersysteem.
Ze worden er op uit gestuurd om ziekteverwekkers te vinden en te doden.

Witte bloedcellen doen dit op verschillende manieren:
1. niet-specifieke afweer: door lichaamsvreemde stoffen (ziekteverwekkers) op te nemen en kapot te maken.
2. specifieke afweer: door antistoffen te maken voor een bepaalde lichaamsvreemde stof.

Slide 20 - Slide

Niet-specifieke afweer
Door de ziekteverwekker op te nemen en kapot te maken:

ruimt alles op dat niet in lichaam = niet-specifiek of aspecifiek


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Specifieke afweer


Door antistoffen te maken:
Antistoffen zijn specifiek voor een bepaalde lichaamsvreemde stof.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Antistoffen
Voor verschillende ziekteverwekkers zijn verschillende antistoffen nodig.

Je lichaam moet dus veel verschillende antistoffen kunnen maken.

Je bloed vervoert de antistoffen door het lichaam.

Slide 25 - Slide

Ziek worden
Als je een infectie hebt, duurt het een tijdje tot de witte bloedcellen antistoffen hebben gemaakt.

Daardoor word je bij een infectie vaak eerst ziek, voordat de ziekteverwekker onschadelijk wordt gemaakt.

Slide 26 - Slide

Immuun zijn
Als je lichaam een antistof heeft gemaakt, blijft deze nog een tijdje aanwezig in het bloed.

Bovendien 'onthouden' de witte bloedcellen hoe ze deze antistoffen moeten maken en kunnen daardoor snel reageren op een tweede infectie.
Je bent immuun voor de ziekte.

Slide 27 - Slide

Immuun zijn
Komt dezelfde ziekteverwekker later nog een keer in je lichaam, dan kunnen de witte bloedcellen meteen de juiste antistof maken.

Je wordt dan niet ziek: je bent immuun geworden voor deze ziekte.

Slide 28 - Slide

Vaccinaties (kunstmatige immuniteit)
Een injectie dat bestaat het uit delen van een virus of bacterie of een verzwakte versie. Je lichaam wordt er niet of nauwelijks ziek door, maar je witte bloedcellen leren ze zo wel herkennen en onthouden!

Slide 29 - Slide

Allergie
Bij sommige mensen reageert het immuunsysteem niet alleen op ziekteverwekkers, maar ook op andere lichaamsvreemde stoffen

Bijvoorbeeld stof, stuifmeel of pinda's.

Deze mensen hebben een allergie.

Slide 30 - Slide

Allergie
Bij een allergie ben je overgevoelig voor een lichaamsvreemde stof.

Als je deze stoffen inademt, inslikt of aanraakt, krijg je een allergische reactie: het afweersysteem wordt geactiveerd. 

Lichamelijke reacties: 
rode plekken, huiduitslag, een branderig gevoel, jeuk, of ontstekingen.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Wat doen antistoffen?
A
Plakken aan de ziekteverwekker
B
Eten de ziekteverwekker op
C
Die zorgen ervoor dat je ziek wordt

Slide 36 - Quiz

Wat is immuun worden?
A
Je lichaam maakt minder antistoffen
B
Soort geheugen van je witte bloedcellen
C
Je witte bloedcellen gaan dood
D
Je wordt heel ziek

Slide 37 - Quiz

Welke taak wordt niet door witte bloedcellen uitgevoerd?
A
Afgeven van giftige stoffen die je ziek maken.
B
Insluiten van ziekteverwekkers.
C
Maken van antistoffen tegen lichaamsvreemde stoffen.
D
Onthouden hoe antistoffen gemaakt zijn.

Slide 38 - Quiz

Wat zijn beschermers van je lichaam?
A
je huid
B
zoutzuur in je maag
C
je slijmvliezen in je neus
D
je nieren

Slide 39 - Quiz

Een infectie is ...
A
Een ziekteverwekker
B
Een antigen
C
Een bacterie
D
Een bacterie die je lichaam is binnen gekomen

Slide 40 - Quiz

Lichaamsvreemde stoffen
A
stoffen waarvoor je immuun bent
B
stoffen die niet in je lichaam thuishoren
C
stoffen waarvan je altijd doodziek wordt
D
stoffen die bij je lichaam horen

Slide 41 - Quiz

Ziekteverwekkerdringt het lichaam binnen
De antistof hecht zich aan de antigenen
De ziekteverwekker is met antistof bedekt en onschadelijk gemaakt
Bepaalde witte bloedcellen produceren antistof

Slide 42 - Drag question

Welke bloeddeeltjes maken antistoffen?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
De hersenen

Slide 43 - Quiz

Aan de slag!
Thema 3, basisstof 5
- Opdrachten 1 t/m 8
- Nakijken

Strijders
Opdracht 9 en 10

Klaar?
- Alles nagekeken?
-Test-jezelfs basisstoffen 1 t/m 5
(=online)


Slide 44 - Slide