Bijvoeglijk naamwoord onregelmatige vormen

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Bienvenue 

Aan het einde van deze les:

Kun je de bijvoeglijk naamwoorden gebruiken in het Frans en ken je een aantal uitzonderingen.

Het bijvoeglijk naamwoord

L'adjectif qualificatif

1.  Je kent de verschillende vormen van het bijvoeglijk naamwoord (man. enk., vr. enk., man. mv., vr. mv., uitzonderingen).
2.  Je weet op welke plaats het bijvoeglijk naamwoord komt.

Het bijvoeglijk naamwoord

Standaard regel: 

Mannelijk enkelvoud: -

Vrouwelijk enkelvoud: + e

Mannelijk meervoud: + s

Vrouwelijk meervrouw: + es

Attention

• Sommige bijvoeglijk naamwoorden hebben onregelmatige vormen!

Onregelmatig

gros	grosse	gros	grosses
bon	bonne	bons	bonnes
dangereux	dangereuse	dangereux	dangereuses
heureux	heureuse	heureux	heureuses
sportif	sportive	sportifs	sportives
cher	chère	chers	chères

man. enk.

vr. enk.

man. mv.

vr. mv

Helemaal onregelmatig

man. enk.	vr. enk.	man. mv.	vr. mv.
beau (bel)	belle	beaux	belles
nouveau (nouvel)	nouvelle	nouveaux	nouvelles
vieux (vieil)	vieille	vieux	vieilles

Exemples

- Un bel objet.

- Un nouvel ordinateur.

- Un vieil homme.

Vous êtes prêts ?

Nu volgen een paar vragen om te kijken of je het begrepen hebt.

Bonne chance !

De poes is grijs
La chatte est .........

1. grise
2. gris
3. grisse
4. grises

Een grote auto
Une ........ voiture

1. grande
2. grand
3. grandes
4. grands

Een dikke hond
Un ............ chien

1. grosse
2. grosses
3. groses
4. gros

Dat is een goed idee
C'est une ....... idée .........

1. C'est une idée bonne
2. C'est une bonne idée
3. C'est une bon idée
4. C'est une idée bon

De criminelen zijn gevaarlijk
Les criminels sont ...........

1. dangereuses
2. dangereuse
3. dangereux
4. dangereuxes

Het is een mooi meisje
C'est une ......... fille ..........

1. c'est une fille belle
2. c'est une beau fille
3. c'est une fille belles
4. C'est une belle fille

Dat zijn sportieve jongens.
Ce sont des .......... garçons ........

1. Ce sont des garçons sportives
2. Ce sont des garçons sportif
3. Ce sont des garçons sportifs
4. Ce sont des garçons sportive

Zij heeft blauwe ogen
Elle a les ....... yeux ........

1. Elle a les bleus yeux
2. Elle a les yeux bleus
3. Elle a les blue yeux
4. Elle a les yeux bleu

Conclusion

1.  Je kent de verschillende vormen (man. enk., vr. enk., man. mv., vr. mv., uitzonderingen) van het bijvoeglijk naamwoord.
2.  Je weet op welke plaats het bijvoeglijk naamwoord komt.

Au revoir !