This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
nous habitons
A
présent
B
passé composé
Slide 1 - Quiz
On a habité
A
présent
B
passé composé
Slide 2 - Quiz
nous avons écouté
A
présent
B
passé composé
Slide 3 - Quiz
Jij hebt gedanst
Slide 4 - Open question
Ik heb een film gekeken met mijn vader
Slide 5 - Open question
Wij hebben pizza gegeten
Slide 6 - Open question
L'adjectif
Het bijvoeglijk naamwoord
Slide 7 - Slide
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een...
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel
Slide 8 - Quiz
Welke van onderstaande woorden zijn bijvoeglijk naamwoorden? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
lief
B
auto
C
spelen
D
Duitse
Slide 9 - Quiz
L'adjectif - Bijvoeglijk naamwoord
Slide 10 - Slide
Les filles sont __________(klein)
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites
Slide 11 - Quiz
Vul de juiste vorm in: la _________________ maison
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites
Slide 12 - Quiz
Vul de juiste vorm in: les amis _____________________
A
américain
B
américaine
C
américains
D
américaines
Slide 13 - Quiz
Vul de juiste vorm in: une personne __________________
A
élégant
B
élégante
C
élégants
D
élégantes
Slide 14 - Quiz
Vul de juiste vorm in: la mer ___________________ (bleu)
Slide 15 - Open question
Vul de juiste vorm in: la voiture___________________ (jaune)
Slide 16 - Open question
Zet in het meervoud: un éléphant gris un - des
Slide 17 - Open question
Slide 18 - Slide
Uitzondering
Er zijn ook onregelmatige vormen. Hierbij verandert het hele woord en moet je het dus uit je hoofd leren.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Vul de juiste vorm in: la ______________ grand-mère
A
vieux
B
vieille
C
veielle
D
vieilles
Slide 21 - Quiz
Vul de juiste vorm in: Mon _________________ copain
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles
Slide 22 - Quiz
Vertaal: La voiture est très (oud) _____________
Slide 23 - Open question
Stappenplan toets
Op de toets wordt niet verteld of een bijvoeglijk naamwoord regelmatig of onregelmatig is: hier moet je zelf achter komen. Ook moet je er zelf achter komen of je moet kiezen voor mannelijk/vrouwelijk/enkelvoud/meervoud.
Ga in de opdracht als volgt te werk:
Slide 24 - Slide
Stappenplan toets
Stap 1: bepaal of het zelfstandig naamwoord waarover het bijvoeglijk naamwoord iets zegt m.ev., v.ev., m.mv. of v.mv. is
Stap 2: check of het bijvoeglijk naamwoord niet tot de 2 uitzonderingsgroepen behoort. Nee? Dan standaardregel.
Stap 3: kies op basis van deze informatie de juiste vorm
Slide 25 - Slide
Stappenplan: voorbeeld 1
Voorbeeld: "Les filles sont (actif) _________________"
Stap 1: M. ev. / Vr. ev. / M. mv. / Vr. mv?
Stap 2: Is het een uitzondering?
Stap 3: Kies de juiste vorm
Slide 26 - Slide
Stappenplan: voorbeeld 2
Voorbeeld: "Paris est une ville (français) _______________________"