VWO 5 - Hfdst 3 - vragen voor de toets

Gebieden: Zuid-Amerika 
Vragen voor de toets
1 / 33
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Gebieden: Zuid-Amerika 
Vragen voor de toets

Slide 1 - Slide

Wanneer is het risico van een aardbeving met een kracht van 7.8 op de schaal van Richter het grootst?
A
Stedelijk gebied, goed gebouwd
B
Landelijk gebied, kwetsbare huizen
C
Landelijk gebied, onbewoond
D
Stedelijk gebied, krottenwijk

Slide 2 - Quiz

Risicoperceptie
Perceptie = waarneming. Het beschrijft hoe iemand een prikkel verwerkt en betekenis geeft. 

Risicoperceptie = inschatting van risico's in een gebied. 

- Vaak lager bij arme bevolking 
- Vaak lager bij arme bevolking in steden/krottenwijken 

Slide 3 - Slide

Op welke manieren dragen mensen bij aan het ontstaan van rampen in Zuid-Amerika?

Slide 4 - Mind map

Menselijke invloed
- Ontbossing (kale hellingen nemen geen water op)
- Verkeerd landgebruik (geen gebruik van terrassen in de bergen) 
- Stedenbouw en wegenaanleg 
Al deze zaken zorgen ervoor dat de vertragingstijd afneemt. De tijd tussen neerslag en het in de rivier komen van water. Een rivier kan deze grote influx van water niet verwerken. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

armoede
200 mm neerslag in 24u
dichtbevolkt
geen planning
veel infrastructuur

Slide 7 - Drag question

Wanneer is iets een corridor? 
Corridor = smal stuk land waardoor veel verkeer zich beweegt (vaak wegen, spoorlijnen, waterwegen) tussen twee economische centra. 

Ontwikkelingscorridor = een weg die is aangelegd om een gebied toegankelijker te maken, vaak met economisch gewin als doel. 

Slide 8 - Slide

Gentrification 
In Zuid-Amerika...
- Vanaf de jaren '50 en '60 een grote trek naar de stad > ontstaan van favela's (sloppenwijken) 
- Sinds de jaren '80 meer aandacht voor cultureel erfgoed > rijken trekken naar het centrum, kopen panden op en renoveren deze > buurten worden aantrekkelijker 
- Het gevolg is dat de buurt te duur wordt en de armeren of iemand met een gemiddeld inkomen er niet meer kan wonen 

Slide 9 - Slide

Remittances
= geld dat een migrant overmaakt naar zijn/haar land van herkomst 

(bijvoorbeeld; een Indiaase arbeidsmigrant maakt elke maand een deel van zijn/haar salaris over naar familie in India) 

Slide 10 - Slide

Zuid-Amerikaanse steden 
jkbkj
- Steden gebouwd door de Spanjaarden
- schaakbordpatroon
- Plaza Mayor (centraal plein)

Slide 11 - Slide

Plaza mayor - La Paz

Slide 12 - Slide

Zuid-Amerikaanse steden
1820-1920

Groei van de stad 
Groei arme gebieden 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Zuid-Amerikaanse steden
- snelle urbanisatie
- ontstaan favela's 
- ontwikkeling transportassen
- rijken trekken weg uit het centrum
- verkrotting 

Slide 15 - Slide

Zuid-Amerikaanse steden

Slide 16 - Slide

Zijn jullie autonome personen?
A
Ja
B
Nee
C
Uhm, denk het
D
Geen idee

Slide 17 - Quiz

Wat is regionale autonomie? 
Een autonoom persoon probeert dingen na te streven die voor hem/haar belangrijk zijn. 

Autonomie = het zelf opleggen van wetten en regels 

Regionale autonomie = een regio met bestuurlijke zelfstandigheid. Zelfbestuur in het eigen woongebied. 

Slide 18 - Slide

Vul in: Risico = .... x .... x .....

Slide 19 - Open question

Aard van de ramp
Blootstelling
Kwetsbaarheid
Gelukkig gebeurde de ramp in een dunbevolkt gebied
De aardbeving had een kracht van 8,1 op de schaal van Richter
Het was een explosieve vulkaanuitbarsting
Veel huizen hadden een slechte fundering
Gelukkig waren de inwoners zich bewust van het evacuatieplan
30.000 huishoudens zijn het slachtoffer geworden

Slide 20 - Drag question

Wat is vooral hoog in Zuid-Amerika?
A
Verstedelijkingstempo
B
Verstedelijkingsgraad
C
Beiden even hoog
D
Beiden heel lag

Slide 21 - Quiz

Kenmerken van landbouwbedrijven in Zuid-Amerika
Minifundia
Latifundia
Zelfvoorzienende bedrijven
specialisatie
weinig verkoop
veel verschillende product
kapitaalintensief
weinig machines
commercieel
pesticiden en kunstmest

Slide 22 - Drag question

Welke Zuid-Amerikaans land grenst niet aan Brazilië?
A
Bolivia
B
Peru
C
Argentinië
D
Chili

Slide 23 - Quiz

Er is sprake van sociale polarisatie in veel Zuid-Amerikaanse landen
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Waar in Zuid-Amerika heeft men vooral last van natuurrampen?
A
noorden
B
oosten
C
westen
D
zuiden

Slide 25 - Quiz

Onder invloed van de lingua franca worden inheemse talen versterkt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Hazard management is bij de ene ramp gemakkelijker uit te voeren dan bij de andere ramp.
Bij welk van onderstaande ramp Is hazard management gemakkelijker uit te voeren
A
waarschuwingsplan
B
rampenbestrijding.

Slide 27 - Quiz

In gebieden waar veel orkanen voorkomen, kan de overheid maatregelen nemen. Een aantal van deze maatregelen valt onder hazard management.

Welke maatregelen vallen onder hazard management?
A
een nieuwe woonwijk bouwen
B
rampenplannen maken
C
wegen vernieuwen
D
evacuatie verplichten

Slide 28 - Quiz

Examenvraag
Overstromingen zijn een mogelijke bedreiging in zowel het stroomgebied van de Rhône als in dat van de Niger. Hazard management moet het aantal slachtoffers en de schade bij rampen in eerste instantie zoveel mogelijk voorkomen.
Geef een politieke en een economische oorzaak waardoor het moeilijker is om tot goed hazard management te komen in het stroomgebied van de Niger dan in dat van de Rhône.

Slide 29 - Slide

De Politieke oorzaak

Slide 30 - Open question

De economische oorzaak

Slide 31 - Open question

Achterblijvers (periferie)
Arbeidsintensief
Koplopers (centrumlanden)
Ontwikkelingslanden
Primaire sector
Tertiaire sector

Slide 32 - Drag question

Welk begrip past het best bij de afbeelding?

Slide 33 - Open question