Les 2: herhaling en overdrijving

Dinsdag 1 oktober
Lezen moordgeheim
 
Uitleg Les 2

Aan de slag: Les 2 opdracht 1-10


1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Dinsdag 1 oktober
Lezen moordgeheim
 
Uitleg Les 2

Aan de slag: Les 2 opdracht 1-10


Slide 1 - Slide

Herhaling en overdrijving

Slide 2 - Slide

Herhaling 

Eén of twee woorden of de hele zin nog een keer zeggen voor extra nadruk



Hij is altijd en altijd ziek.

Overdrijving

- Groter, beter of erger maken
(extra nadruk geven op een emotie of een mening).
- Om humoristisch te zijn
- Niet letterlijk nemen.

Ik verveel me dood vandaag.

Slide 3 - Slide

Overdrijving of herhaling?
Voor de zoetste verleidingen ga je naar de chocoladefontein
A
overdrijving
B
herhaling

Slide 4 - Quiz

Herhaling of overdrijving?
Mijn nieuwe schoenen zijn zo groot, de hele wereld past eronder!
A
overdrijving
B
herhaling

Slide 5 - Quiz

Herhaling of overdrijving?
En dan, wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant?
A
overdrijving
B
herhaling

Slide 6 - Quiz

Herhaling of overdrijving?

Tot in de wolken heb ik je gezocht
A
herhaling
B
overdrijving

Slide 7 - Quiz

Herhaling of overdrijving?

Ik sta hier al eeuwen te wachten.
A
Herhaling
B
Overdrijving

Slide 8 - Quiz

Herhaling of overdrijving?

‘Wil je daar nu echt, echt mee stoppen’!
A
herhaling
B
overdrijving

Slide 9 - Quiz

Kijken, kijken, niet kopen!
De schrijver versterkt zijn tekst hier door ...
A
Herhaling
B
Overdrijving

Slide 10 - Quiz

Herhaling of overdrijving?

De regen viel met bakken uit de lucht.
A
Herhaling
B
Overdrijving

Slide 11 - Quiz

Wat is een GEEN voorbeeld van een overdrijving
A
De dag duurde zo lang dat ik in slaap viel
B
Het was een eindeloos durende dag
C
Het was een doodsaaie dag
D
Het was een leuke dag

Slide 12 - Quiz

Maak nu zelf een zin waar herhaling in voorkomt.

Slide 13 - Open question

Maak nu zelf een zin waar overdrijving in voorkomt.

Slide 14 - Open question

Aan de slag 
Maken:
Les 2: 1 t/m 10






Slide 15 - Slide

Aan de slag
Tafelgroepje 1: 
Tafelgroepje 2: Werkwoordenspel
Tafelgroepje 3: PimPamPet
Tafelgroepje 4: Beeldspraakspel

Slide 16 - Slide